12 Maar niet overal waren de toestanden zoo verblijdend. n Amsterdam b.v. is men grondig aan het bezuinigen gegaan, i 1 ruarl werden daar met minder dan 4 ambtenaren ontslagen n.l. 2 commiezen, het hoofd der binderij en een amanuensis. Wij unnen slechts hopen dat onze ambtgenoot van de hoofdstad niet door. nog verdere mknmpmg van personeel belemmerd zal worden in het vervullen van zijn belangrijke taak. lijdelijk is m onzen kring onrust gewekt door wat in Dordrecht reig e te geschieden. In de dagbladen verscheen een bericht dat met „gang van I Augustus 1934 aan den Hee, Van Dalen ei,vol V fj"' 'erleend Wegens het bereiken van den 70-iarigen leertijd. Het Gemeentebestuur was voornemens, zoo verluidde verder een archivaris te benoemen voor enkele dagen in de week, welke functionaris de overige dagen het archivariaat van een andere stad vermoedelijk was hiermede wel Delft bedoeld, zou kunnen waarnemen. i plan scheen uit een oogpunt van archiefbelang bijzonder weinig aanbevelenswaardig. Hoe toch zou één mensch zich tezelfder tijd in twee tamelijk groote archieven kunnen inwerken en zich lokale kennis over twee geheel verschillende steden kunnen verschaffen. Beide gemeenten zouden ,n letterlijken en figuurlijken zin slechts de beschik king knjgen over een halve kracht en beide archieven, zoowel als e ongelukkige uiteengescheurde archivaris zouden er slecht bij varen In deze overtuiging heeft het Bestuur een adres gezonden aan Burge meester en Wethouders van Dordt, waarin het er op wees, dat een verdeel,ng van aandacht gelijk een ambtstaak in twee gemeenten met zich mee zou brengen, noodlottig zou zijn voor ernstige en diepgaande onderzoekingen, welke dikwijls geruimen tijd de volle persoon in beslag nemen. 9? ,dit a,dreSWerd "immer antwoord ontvangen, maar tenslotte ■s gebleken dat het toch van invloed is geweest. Immers tot onze voldoening ,s eenige weken geleden een oproep gepubliceerd, waarin een archivaris werd gevraagd, die weliswaar slechts drie dagen per week ambtelijk werk zou behoeven te doen, maar van combinatie met een andere gemeente werd niet meer gerept. Natuurlijk [zou het nog beter geweest z„n mdien een archivaris met volledige ambtsuren gevraagd was geworden, maar ik geloof, dat wij in dezen tijd al blij behooren te z.jn met een eenigszins halven toestand, waaruit echter, zoodra de tijden beter worden, gemakkelijk een geheel bevredigende kan en ook wel zal groeien. Vier dagen geleden heeft de Dordtsche Raad tot archivaris benoemd Mr. J. Beyerman, dien ik van harte met deze benoeming gelukwensch. Laten de zaken te Dordrecht zich dus niet al te ongunstig aan- 13 zien; zeer onvoldoende zien zij er te Delft en te Haarlem uit. In Delft is de vacature-BouRicius nog steeds onvervuld en het zoo belangrijke archief mist sedert jaren een beheerder die geheel aan de daarvoor gestelde eischen voldoet, terwijl het blijft geborgen in een niet voldoend brandvrij, immers tevens als woonhuis gebruikt, gebouw. Daarom hebben wij ook aan het gemeentebestuur van Delft een adres gezonden, waarin zoowel op benoeming van een 1e klasser tot archivaris als op betere archiefberging werd aangedrongen. Dit adres had geen resultaat; er werd een volkomen nietszeggend antwoord op ontvangen. Anders weer waren de moeilijkheden te Haarlem. Daar werd het voornemen ruchtbaar om den Heer Knappert eervol ontslag als archivaris te verleenen, terwijl men een archivaris opriep, die tevens Directeur van de Gemeente-bibliotheek, feitelijk een Openbare Lees zaal zou worden. Onmogelijke combinatie, naar elk ter zake kundige zal moeten toegeven. Want men zou óf een voor het archief bevoegde kracht moeten kiezen, die het directeursdiploma voor een Openbare Leeszaal niet bezat, of iemand die wel volkomen bevoegd was voor het leeszaalwerk, maar die dan weer archiefbevoegdheid zou missen. Er bestaat immers hier te lande niemand, die beide bevoegdheden in zich vereenigt. Wie men dus zou kiezen, steeds zou het een onjuiste oplossing zijn; voor het archief vooral, indien men de laatste verkoos. En het lijdt geen twijfel, dat deze tenslotte gekozen zou zijn als men weet, dat het stellen van een ongediplomeerde aan het hoofd der Openbare Leeszaal het verloren gaan van de Rijkssubsidie voor die instelling tengevolge zou hebben gehad, terwijl geen direct financieel nadeel te vreezen was, wanneer het archief aan onbevoegde handen zou worden toevertrouwd. Voor het archief scheen dus ernstig gevaar te dreigen en het Bestuur heeft, in samenwerking met en krachtig gesteund door den waarnemenden Rijksarchivaris in Noord-Holland het zijne gedaan mondeling en schriftelijk. De adressen aan Raad en Burge meester en Wethouders ontvingen tot heden geen wederwoord maar nog steeds is niets onherroepelijks geschied. Aan den Heer Knappert is door den Raad eervol ontslag verleend zonder vermelding van ingangs datum. Hij verricht dus nog steeds zijn ambtelijke bezigheden en zoolang dat het geval is kunnen wij op een behoorlijke oplossing blijven hopen. Maar intusschen is het natuurlijk zaak te blijven opletten en Uw Bestuur zal dat zeker niet nalaten. Wat de provinciale inspecties betreft, hier kwamen vele mutaties voor. In Groningen en Drenthe werd de Heer Brouwer tot inspecteur benoemd, in Overijssel trad de Heer Schoenoen af en werd door den Heer Formsma vervangen, terwijl in Limburg de Heer Panhuysen de plaats van den Heer Doppler innam.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1935 | | pagina 12