10
ring verslag zal uitbrengen. Waarvan vermeldt het Reglement niet,
maar een jarenlange gewoonte heeft deze bepaling zoo verstaan,
dat het verslag zich niet uitsluitend bezig heeft te houden met wat
in den engeren kring van onze Vereeniging is geschied. Gij zult mij
dus toestaan ook heden weder den blik wat verder te richten en li
in herinnering te brengen wat binnen den ruimeren omtrek van het
Nederlandsche archiefwezen vermeldenswaardig schijnt.
Toen ik in de vorige Algemeene Vergadering verslag uitbracht,
heb ik de vrees uitgesproken, dat in de komende 12 maanden van
het archiefwezen en van de archiefambtenaren wederom menig offer
gevraagd zou worden. Deze vrees is niet ongerechtvaardigd gebleken.
Toen op 9 November de Rijksarchivaris in de provincie Limburg
kwam te overlijden, besloot de regeering deze vacature niet te ver
vullen, maar den chartermeester met de waarneming van het archi-
variaat te belasten. Hiermede bleef de vierde archivarisplaats onbezet
en daar in Friesland de Rijksarchivaris door ziekte het geheele jaar
buiten staat bleek zijn ambt te vervullen, was de feitelijke toestand
zoo, dat zes van de tien Rijksarchieven in de provincie werden
beheerd door ambtenaren, die noch den titel noch de bezoldiging
deelachtig werden, waarop hun verantwoordelijkheid en hun werk
zaamheden hun rechten geven. Een bedroevende toestand, die stellig
door ons allen als in hooge mate onbevredigend wordt gevoeld.
Bovendien zijn nog steeds vijf plaatsen van commies of hoofdcommies
bij de Rijksarchieven onvervuld gebleven. Uw Bestuur heeft in een
adres aan H. M. de Koningin gewezen op wat wij als een misstand
voelen en verzocht de open plaatsen, althans der Rijksarchivarissen,
weder te vervullen. Antwoord werd tot heden niet ontvangen.
In het vorige verslag moest verder melding gemaakt worden
van een aanschrijving van den Minister van O. K. en W. aan den
Algemeenen Rijksarchivaris, waarin werd medegedeeld, dat de staat
van s Rijks financiën den Minister dwong tot het besluit het drukken
van archiefinventarissen voorloopig stop te zetten. Dit was een wel
zeer ontstellende tijding. Al valt te begrijpen, dat ook op dit gebied
bezuiniging niet kon uitblijven en al is er ook naar onze meening
stellig reden te overwegen of het noodig is op even ruime schaal
inventarissen te blijven drukken als zulks in rijker en gelukkiger tijden
gewoonte was, toch schijnt een zoo radicale en in zijn gevolgen
ontwrichtende maatregel als geheele stopzetting van eiken druk
nauwelijks te rechtvaardigen. Het Bestuur heeft dan ook niet nage
laten den Minister in een adres te wijzen op de wenschelijkheid de
inventarissen althans van de belangrijkste archieven inzonderheid der
Rijksarchieven, welke als de kernen der onderscheiden archiefbewaar-
11
plaatsen beschouwd mogen worden, te blijven drukken en hem te
verzoeken zoo spoedig de tijdsomstandigheden dit eenigszins zuilen
veroorlooven het drukken van dergelijke inventarissen te doen her
vatten. Op dit adres werd een antwoord ontvangen, dat, het zij met
groote erkentelijkheid gezegd, de omstandigheden in aanmerking
genomen, niet onbevredigend luidde. Immers de Minister berichtte
ons, dat ook hij het in druk doen verschijnen van inventarissen der
belangrijkste archieven als een zaak van belang beschouwt voor de
beoefening der historische en der archiefwetenschap en hij heeft
toegezegd dat hij, breken betere tijden aan, gaarne zal overwegen
het in druk uitgeven te doen hervatten.
De begrooting voor 1934 hield voor het geheele corps Rijks
archiefambtenaren rekening met slechts twee bevorderingen. Beter
dan niets in elk geval, maar men ziet er uit dat ook de bevorderings
kansen in ons vak niet heel groot meer zijn.
Wat het gemeentelijk archiefwezen betreft, hiervan is meer te
vertellen, dan van wat in Rijksarchiefkringen is geschied. De archief
toestanden in verscheidene gemeenten hebben ons met zorg vervuld, in
enkele gemeenten echter zijn moedgevende gebeurtenissen voorgevallen.
Om met deze te beginnen moet allereerst Leeuwarden worden
genoemd. Aan ons medelid Mej. Visscher, die zoovele jaren ver
dienstelijk haar taak heeft vervuld, moest met ingang van 1 Januari
wegens het bereiken van de leeftijdsgrens eervol ontslag worden
verleend, Haar plaats werd vervuld door de benoeming van een
eerste-klas-archiefambtenaar, zooals dat voor Leeuwarden een ver-
eischte is en hiermede was het archiefbelang gediend, gelijk wij allen
dit moesten wenschen, Een feit, dat ons in deze uitzonderlijke tijden
waarlijk tot dank moet stemmen. Wij wenschen ons medelid, Mr. A.
van der Minne, aan wien de benoeming ten deel viel, van harte geluk.
Ook te Brielle ging alles geheel naar wensch. Daar werd op de plaats,
opengebleven sinds den dood van den populairen Johan Been benoemd
Dr. P. J. Dobbelaar, naar wien onze gelukwenschen eveneens uitgaan.
Eveneens werd Ds. A. Mulder, vroeger verbonden aan het Rijks
archief in Zeeland, thans predikant te Aardenburg, benoemd tot archi
varis dier gemeente. Het is gelukkig, dat nu ook het Aardenburgsche
stadsarchief aan deskundige handen is toevertrouwd.
Tenslotte werd de Heer j. M. Cunen benoemd tot archivaris te
Oss en met machtiging van den Minister werd te Roermond de Heer
J. A. C. Puls als gemeente-archivaris aangesteld.
Het merkwaardige feit deed zich dus voor, dat in drie plaatsen,
die vroeger nimmer een eigen archivaris gehad hadden in deze slechte
tijden dergelijke ambtenaren werden benoemd.