250
geene papieren ofte stucken, uytte seive camer sullen moghen nae
huys nemen, dan deselve dairin moeten laeten verblyven, opdat se
niet vermist, ende de stadt daerdoor ondienst angedaen moghe
worden." Een concordaat van 11 Februari 1656 bevestigde deze
voorschriften
De bemoeiingen van Schepenen en Raad bepaalden zich niet tot
deze besluiten. Ook een formeele archiefverordening met instructie
voor den met het toezicht en beheer belasten secretaris was reeds
in 1581 vastgesteld en werd in 1640 en 1679 hernieuwd2). Wij
mogen uit deze renovaties wel afleiden, dat de handhaving in de
praktijk te wenschen zal hebben overgelaten, hetgeen de considerans
van de latere besluiten trouwens erkent.
In een concordaat van 27 December 1703 stelt de Gezworen
Gemeente voor: „dat de Stads Secreet kamer behoirlik moge worden
gemaniëert ende behandeld, ende dat niemand daartoe eenig toegang
mag hebben, als die daartoe van ouds beregtigt, midsgaders dat een
pertinent Register van hetgene daar in bevonden word, opgesteld
worde." Schepenen en Raad zullen „dit inbrengen werkstellig maken",
d.w.z. werk van dit voorstel maken. Een handschrift nog in het archief
aanwezig, waarin stukken in de secreet kamer aanwezig worden
beschreven, dankt waarschijnlijk zijn bestaan aan deze resolutie.
Meer gevolg had een resolutie van Schepenen en Raden van
9 April 1776. „Goed gevonden den H'eer Bouwer en den secretaris
Dumbar te committeeren om de Papieren en boeken in de secreet
kamer na te zien en in beter ordre te brengen met qualificatie, om,
wanneer zulks benoodigd zullen oordeelen, den copiist Noordbeek te
assumeeren, en zodanige verandering in voorsz. kamer te laaten
maaken, als ter beter bewaaringe van die stukken, zullen oordeelen
dienstig te weezen". Een tweetal leeren banden, bevattende een
„Register der stukken in de secreetkamer voorhanden", bewijst, dat
deze resolutie geen doode letter is gebleven. 3)
Was de inrichting van het Deventer archief tijdens de Republiek
Op grond van dit concordaat noemt Mr. I. VAN DOORNINCK in de Bijdragen
tot de geschiedenis van Overijssel deel IV (1878) blz. 367 SïROCKEL den „eersten
archivaris van Deventer". Uit het hier voorafgaande blijkt echter, dat het concordaat
slechts de bevestiging was van de reeds lang bestaande toestand, dat de oudste der
stadssecretarissen de Secreetkamer beheerde.
2) Het besluit van 30 Mei 1640 is in de resolutieboeken te vinden. Van de
voorschriften van 1679 is een afschrift, dat blijkbaar ter narichting in de schrijfkamer
was opgehangen, bewaard gebleven (republiek-archief no. 764). De resolutie van
5 Maart 1581 is in de Memorieboeken (no. 46, inventaris rechterlijk archief) geregistreerd.
3! Later was W. H. COST de medewerker van DUMBAR bij de samenstelling
van dit register.
251
naar onze begrippen nogal primitief, dit belette niet, dat reeds toen
de archieven aan de geschiedschrijving werden dienstbaar gemaakt.
Deventer heeft het geluk sinds 1600 steeds een of meer inwoners
gehad te hebben, die uit liefde voor de stad en van voldoenden
wetenschappelijken aanleg, bijdragen tot de geschiedenis van de stad
hebben geleverd. Jacobus Revius (1586-1658)bekend predikant,
theoloog en dichter, gaf het voorbeeld met zijn Daventriae il/ustratae
sive historiae urbls Daventriensis libri sex 2Voor de geleerde wereld
van zijn tijd werd het werk in het latijn geschreven. Daar bovendien
de indeeling van het boek weinig systhematisch is, is het voor den
op vlotte lectuur gestelde menschen van onzen tijd zwaar verteerbaar.
Dit neemt niet weg, dat een schat van gegevens hier verwerkt is,
die door latere geschiedschrijvers veel gebruikt is. Het stedelijk zoo
wel als het kerkelijk archief behooren tot de bronnen, die door Revius
gebruikt zijn.
Arnold Moonen, (1644-1711) 3), evenals Revius predikant, dichter
en geschiedschrijver zij het van minder groot formaat stelde
samen een Korte Chronyke der stadt Deventer, van de oudste ge-
heugenisse af tot het vrede/aer van 1648, waarvan de eerste druk in
1688, de tweede in 1714 verscheen. Volgens het titelblad is het werkje
„uit verscheidene, zoo gedrukte als geschrevene aentekeningen bijeen
gezamelt". Terwijl Revius' werk de voornaamste gedrukte bron is,
bewijzen aanteekeningen van Moonen's hand 4) in het Deventer archief
nog aanwezig, dat hij ook in de secreetkamer stof verzameld heeft.
In zijn opdracht aan Burgemeesters, Schepenen en Raden en Secreta
rissen van de stad Deventer betuigt hij dank voor „de toegang ge-
geeven tot die outheden, die nu in het duister begraeven, thans een
groot licht zullen bijzetten aan het werk onzer Overijsselsche historie
en de beschrijvinge van onze aeloude Stadt". Zijn „Naemketen der
predikanten, die van de Hervorminge der Kerken aen tot het jaer 1709
toe in de gemeenten, die onder de vier C/assen van het Overijsselsche
Synode behooren, het Evange/ium bedient hebben"5) is aan de archi
valia van de Hervormde Kerk ontleend.
Zeer groote verdienste als geschiedschrijver van zijn stad heeft
zich Gerhard Dumbar (1680—1744)6) verworven. Hij was van 1709 tot
tY/ 'J pn, biografie door H. BRUGMANS in het Hieuw Nederlandsch Biografisch
Woordenboek (verder afgekort N.N.B. W.) VI (1924), kolom 1174.
Lugduni Batavorum 1651, 4°.
m'i" ,b.io9rfie door H- Brugmans in het N.N.B. W. VIII (1930), kolom 1172.
N.l. Uittreksels uit de resolutiën van Schepenen en Raden 1591 1632 en
een beschrijving van de stukken in de secreetkamer berustende.
Vervolgd tot 1803 door B. G. NOORDBEEK en tot 1807 door JOH. HOOGEWAL
en naar MOONEN S handschrift gedrukt te Deventer 1807.
6) Zijn biografie door H. KRONENBERG in het N. N. W.B. I (1911), kolom 758.