236 NIET-OFFICIËEL GEDEELTE. f L. J. Boogmans. Nog geen drie jaar heeft deze bekwame en ijverige man behoord tot den kring van Archivarissen in Nederland. Aan het slot van het eerste verslag, dat hij uitbracht aan Zijne Hoogw. Exc. den Bisschop van Haarlem, sprak hij zijn vreugde er over uit, „dat de nieuw benoemde gaarne als lid van de Vereeniging van Archivarissen is toegelaten en dat er tusschen hem en de overige archivarissen de beste verstandhouding bestaat". Het merkwaardige van dezen eersten archivaris van het Bisdom Haarlem is wel, dat hij bij dikwijls overstel pende werkzaamheden als kapelaan in groote steden en later als pastoor van een volkrijke parochie in Haarlem altijd weer tijd gevonden heeft voor zeer ernstige studie, die zijn aangeboren smaak ontwik kelde en hem maakte tot een autoriteit op het gebied der aesthetica. De gemeente Haarlem benoemde hem dan ook tot voorzitter van de Schoonheidscommissie. Op het gebied van het archiefwezen had hij zich practisch nooit bewogen en bij zijn benoeming gaf den doorslag de omstandigheid, dat hij niet alleen archivaris moest zijn, maar ook conservator van het Bisschoppelijk Museum. En toch heeft hij voor het Bisschoppelijk Archief veel gedaan. Reeds uit het eerste verslag blijkt - en ik ben daar ook persoonlijk getuige van geweest hoe hij met ambitie zijn nieuwe taak aanvaardde, zich door ernstige studie en het raad plegen van de beste deskundigen op de hoogte stelde van de ge heimen van het archiefwezen en met verstand de ordening van het Bisschoppelijk archief aanvatte. Hij heeft de hem opgelegde taak niet mogen volbrengen. Voor zijn opvolger heeft hij den weg bereid. Ook in archiefkringen zal ongetwijfeld het aandenken aan dezen beminnelijken mensch en voorbeeld van werkkracht in eere blijven. W. NOLET. 237 Uit de geschiedenis van het Deventer Archief. 1. De jaarvergadering van de Vereeniging van archivarissen in Nederland wordt 22 September te Deventer gehouden. Dit bezoek van de Nederlandsche archivisten is voor mij aanleiding iets mede te deelen over de geschiedenis van het Deventer Archief. De lezer zal met mij de overtuiging krijgen, dat het stedelijk bestuur van Deventer in den loop der tijden blijk heeft gegeven de beteekenis van de archiefstukken als grondslag voor een goede administratie, als bewijsstukken van rechten en als bronnen voor de geschiedenis van de stad naar waarde te schatten. Hoewel ook hier wenschen onvervuld zijn gebleven, kan, wat te Deventer in het belang van de archieven is gedaan, de vergelijking met wat elders geschied is, doorstaan. Het Deventer Archief in de Middeleeuwen. Deventer komt het eerst in de tweede helft van de 8ste eeuw in de annalen der historie voor. Lebuinus, uitgezonden om in het land der Saksers het Christendom te prediken, stichtte hier een kerkje en van Deventer uit verspreidde het Christendom zich over het westelijk deel van Overijsel. De kerk, later aan Lebuinus toegewijd en tot kapittelkerk verheven,, werd tot in het begin van de 16de eeuw her haaldelijk herbouwd en vergroot. Met de onmiddellijke omgeving, waar ook de Mariakerk, de Bisschopshof, kapittelhuis, proosdij en de woningen der kanunniken een plaats vonden, vormde de LEBUiNUS-kerk tot den tijd van de Hervorming een kerkelijke enclave, waarbinnen het stedelijk bestuur geen rechtsmacht had. Naast dit kerkelijk Deventer is een wereldlijk Deventer ontstaan. Verscheiden berichten, die tot ons gekomen zijn, geven ons de zeker heid, dat Deventer reeds vroeg een handelsplaats van eenige betee kenis was. Verwonderen kan ons dat niet, waar hier nabij een hoog gelegen punt de van het oosten komende wegen en beken later de gekanaliseerde Schipbeek de oevers van den IJsel, die een goede verbinding van den Rijn naar de Noordzee vormde, bereikten. Zooals ook elders het geval was, zullen de kooplieden en later ook de ambachtslieden zich aaneengesloten hebben en is uit deze kiemen van organisatie langzamerhand een stedelijk bestuur ontstaan. Er staan echter geen voldoende gegevens ten dienste om de geschiedenis van Deventer in de duistere eeuwen, die na den dood van Karel den Groote volgden, te reconstrueeren en zoo is ons ook onbekend, hoe de plaats tot een stad is uitgegroeid. Wèl staat het einde van deze ontwikkeling vast, n.l. dat Deventer in het begin van de 13de

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 2