270
niet draagt; no. 485 wel een jaartal heeft, n.l. 1863, maar 481 geen.
No. 511 is uit een gids 1869, maar geplaatst na 509 II 1870. No. 609
is dezelfde als 607 uit 1893, maar draagt het jaartal 1894, waarom
ontbreekt dit in margine?
Bij het doorlezen is mij nog een en ander opgevallenno. 5,
Dk. Veelwaard Sculp.; dit moet zijn Dl.; in den Index blz. 180 heeten
de beide Veelwaard's Dirk, moet zijn Daniël. No. 122 uit Boxhornius;
de octrooien van de Latijnsche en de Hollandsche uitgaven zijn van
I632, alleen de laatste heeft een opdracht van 1634. No. 133 uit
Blaeu Toonneel, is geplaatst vóór no. 134 uit 1647; het privilege der
Staten Generaal is van 1648, van Philips IV en Lodewiik XIV van
1649. No. 200 is geplaatst tusschen 1673 en 1694, maar met toe
voeging dat G. Valk 1702 in het gild kwam; zou na 1702 niet juister
zijn? En no. 201, dezelfde kaart als no. 200, met weglating der
adressen, staat nu op B. Cleynhens Haarlem; met dezen Haarlemmer
komen we diep in de 18e eeuw. No. 216, een bijwerking van 163
uit 1662, is geplaatst kort voor 1694; de uitgevers zijn thans Covens
en Mortier, beginnen eerst 1721 volgens de lijst blz. 171. No. 223
is een aardig voorbeeld van dateering: Bors van Waveren burge
meester f 1693, uitgever de Ram komt 1692 in het gild, de kaart is
dus vlak voor no. 227 uit 1694 geplaatst. No. 227 draagt lint met
jaartal 1694, klopt vrijwel met het niet bebouwen van in 1690 uit
gegeven terreinen, echter komt uitgever Persoy eerst 1720 in het
gild. De voorstelling is eind 17e eeuw, en dus op 1694 in margine
gezet; zou Persoy wellicht de kaart in 1720-1727 hebben herdrukt?
Men ziet, weer voetangels, No. 256, adres is gewijzigd in Covens
en Mortier; deze beginnen 1721; 256 volgt echter dicht op 254 uit
1705. No. 295 is uit Handvesten 1748, maar geplaatst tusschen
294 uit 1760 en 296 uit 1760: dit schijnt mij toch bepaald onjuist.
No. 361 uit 1809, draagt dit jaartal niet in margine, omdat de 6
kantons der vredegerechten zijn aangegeven en deze eerst 1811 in
werking traden. Dit nu is een typisch voorbeeld van een plattegrond
die inderdaad een jaartal draagt dat onjuist is, en derhalve door den
bewerker ook niet van dat jaartal in margine is voorzien. Hoewel
mij dit plus royaliste que Ie roi schijnt, een kaart met positief jaartal,
niet op dat jaar te plaatsen, moet ik toch toegeven, er veel voor
te gevoelen.
Ik heb al deze opmerkingen gemaakt, zonder volledig te zijn,
om eens te laten zien, hoe onsystematisch de uitgevers zijn geweest,
en hoe dankbaar we mogen zijn, dat de Heer d' Ailly zich zooveel
moeite heeft gegeven voor een zuivere dateering. Dat de dateering
naar de voorstelling van de kaart heel wat zuiverder is dan naar
271
de jaren waarin de uitgevers leven, zal hoop ik, uit het bovenstaande
zijn gebleken. Het beschrijven vooral van gedrukte kaarten met vele
uitgaven is wel een werk van veel toewijding en groote zorg dat
heeft de bewerker bewezen.
R. D. BAART DE LA FAILLE.
Joseph Cuvelier, Inventaire des Archives de la Ville de Louvain.
Drie Delen. Louvain, Imprimerie Van Grunderbeeck.
Reeds geruime tijd hebben wij ter bespreking in het Neder!.
Archievenblad de drie eerste delen van de Inventaire des Archives
de la Ville de Louvain door dr. J. Cuvelier, die resp. in 1929, 1930
en 1932 verschenen zijn. Wij wachtten echter op het vierde en laatste
deel, dat de inleiding zal bevatten. Nu de samensteller ons echter
bericht heeft, dat dit vierde deel nog niet ter perse kan gaan, lijkt
het ons gewenst tans tot de bespreking van de eigenlike inventaris
over te gaan. Mogelik kunnen wij dan later aan het vierde deel een
afzonderlike bespreking wijden.
Wie andere pennevruchten van de Belgiese Algemene Rijks
archivaris kent, weet al bij voorbaat, dat hij ook tans met degelik
werk kennis maakt. Deze inventaris heeft maar eventjes 12131
nummers, ja nog meer, want wij stuiten ook telkens op blijkbaar
ingeschoven nummers als 561a, 561 b, 1639, 1639bis, terwijl her derde
deel nog een flink „supplément" brengt (blz. 139—168). Zijn wij
dankbaar voor het uitvoerig alfabeties register op de gehele inven
taris (dl. III, blz. 173-290), wij hadden het liever gesplitst gezien in
drie registers: van personen, van plaatsen, van zaken.
De inventaris is wetenschappelik opgesteld en begint feitelijk
met hoofdstuk II (nr. 87): Archives du Magistrat. Evenals de Ant
werpse had ook de Leuvense Grote Raad vier leden, te weten
burgemeesters, schepenen en raad, kollege der voornamen of Sint-
Pietersmannen, de dekens van het weversgilde en eindelik de dekens
der ambachten. Wat zij zo al te doen hadden, hun besluiten, rechts
macht, voorrechten enz., enz., men kan het uit Cuvelier's inventaris
leren, omdat deze inventaris een beeld geeft van de oorspronkelike
organisatie der stad. Dit twede hoofdstuk loopt van nr. 87 tot nr.
4863bis. Daarna volgen de archieven van de vertegenwoordiger van
de landsheer, la chambre des tonlieux, receveur, quartier de Louvain,
chambres échevinales enz. In het derde deel worden de Leuvense
archieven tijdens het Franse (nrs. 10279-11093) en het Hollandse
Zie FlORIS PRIMS in Antw. Archievenblad, 1933, blz. 161 vv.