266
uit Baedeker e. a. opgenomen, zeer terecht. Zoo alleen die kaarten,
die het bebouwde gedeelte weergeven en is verder eenige beperking
in acht genomen. Ook zijn van de moderne reproducties de belang
rijkste vermeld, wel subjectief, maar onvermijdelijk. Veel voorarbeid
was reeds verricht: Dr. Breen beschreef het archiefbezit, ik noemde
R. W. P. DE Vries reeds, en de Heer Seyffardt had ook veel werk
reeds verricht. Wie den Heer D 'Ailly echter kent en met hem van
gedachten mocht wisselen, of zijn opstellen over verschillende platte
gronden in het jaarboek van Amstelodamum las, weet, dat hij prijs
stelt op een zelfstandig oordeelhij had de eindredactie en wan
neer er af en toe straks vragen bij mij op komen, zal hij die willen
beantwoorden.
Met enkele uitzonderingen beschrijft deze catalogus gedrukte
kaarten:2) de handschriftkaarten zijn echter veelal belangrijk: no. 29.
Penteekening naar Cornelis Anthonisz.; no. 72, v. d. Wiingaerde, nu
onlangs in de veilige haven van het archief aangeland; Jacob van
Deventer, no. 74 79 II, overschaduwd door zijn voorganger Cornelis
Anthonisz. met schilderij 1536 en houtsneekaart 1544, maar toch ook
voor Amsterdam van waarde; de niet teruggevonden Sorooten door
Galland reeds in 1890 vermeld, nadat Scheltema hem over het hoofd
zag in Aemstel's Oudheideen plattegrond te Florence in een hand
schrift, waar op blz. 111 150 plattegronden van Nederlandsche
vestingen in zijn geteekend van midden 16e eeuw; de kadaster-
kaart van 1820; een penteekening van 1828, en een atlas van
501 kaarten naar officieele bronnen bewerkt, 1870, waarvan ik mij
afvraag, of dit niet een officieel stuk is, dat bij ongeluk in particuliere
handen is geraakt, al berust ze thans veilig in de bekende verzameling
J. VAN ECK?
Wanneer ik derhalve spreek van in hoofdzaak gedrukte kaarten
bevattend, zal de deskundige lezer al spoedig de haren te berge
rijzen. Wie maar eenigszins bekend is met de ontelbare voetangels
en klemmen op dit speciale gebied, wordt van eerbied vervuld voor
267
dezen catalogus. Het leest alles zoo gemakkelijk, het spreekt zoo
van zelf, die toeschrijvingen en dateeringen: wat een eindeloos zoeken
en geduld is er noodig om de verschillende drukken van één proto
type uit elkaar te houden. De Heer d'Ailly heeft er zich waarlijk
niet met een Jantje van Leiden afgemaakt. Alleen al van Cornelis
Anthonisz. worden onder no. 34 71 navolgingen vermeld.
De titel wordt met vette letter gedrukt, wat ik zeer toejuich
dit bevordert de overzichtelijkheid. De maten zijn opgegeven tot op
halve centimeters, gelukkig niet in millimeters; tot mijn verbazing is
in tal van gevallen de moderne schaal weggelaten, tenminste heb
ik de kaarten van den Provincialen Atlas vergeleken met dezen
catalogus en kwam tot die ontdekkingdit acht ik bepaald verkeerd
ik gevoel weinig voor herleidingen van oude schalen in moderne,
maar wanneer de 19e eeuwsche kaarten beginnen met een moderne
schaal, meen ik, dat we die moeten opgevenhet is hoegenaamd
geen moeite, omdat ze vermeld staat.
Ook mis ik een aanduiding van de windrichtingde meeste
moderne zijn naar het Noorden gericht, reeds Jacob van Deventer
deed dit met de zijne. Alleen wanneer een andere richting is gekozen,
schijnt het mij gewenscht, dit aan te gevenAmsterdam is juist
dikwijls met het IJ naar beneden geteekend, denken we maar aan
Cornelis Anthonisz. en Pieter Bast. Bij het zoo eenvoudig schijnend,
maar inderdaad dikwijls netelig werk van aangeven van de techniek
van drukken, heeft de bewerker de beproefde hulp gehad van den
Heer van Regteren Altena.
Aangezien vele titels te lang zijn, om geheel weer te geven en
een kaart zooveel bijzonderheden bevat die men bij de beschrijving
kan vermelden of weglaten, zullen twee personen dezelfde kaart
nooit geheel gelijk beschrijven. Ik meen, dat de bewerker er vol
komen in geslaagd is, door volledige beschrijvingen het een ander
mogelijk te maken, zijn eigen exemplaren in de verte te vergelijken
met de beschrevene.
Dan verheugt het mij zeer, dat de litteratuuropgave met zorg
is bewerkt en bij de belangrijkste kaarten dus de toelichtende op
stellen en geraadpleegde werken zijn te vinden. Bij een volgenden
catalogus zou het geen weelde zijn, de voornaamste hulpmiddelen
in een afzonderijke lijst te vermelden, dat zou den bewerker van een
kaartverzameling heel wat wijzer kunnen maken, en op nieuwe denk
beelden brengen. Noblesse oblige. De Amsterdamsche uitgevers en
27e deel 1930, blz. 67-78, over V. D. WlJNGAERDE; 29e deel 1932, blz. 103-130
over BALTHASAR FLORISZ.; 30e deel 1933, blz. 79-88 over CORNELIS ANTHONISZ. en
A. v. d. Wiingaerde.
Zie ik goed, dan zijn no. 27 C. ANTHONISZ. en de copie van MlCKER, no. 50
de eenigste schilderijen. Bij no. 29, de penteekening naar C. ANTHONISZ., had ik gaarne
vernomen, met welk doel ze is gemaakt; het niet duidelijke watermerk geeft hier wemig
houvast voor de dateering, maar de tijdsbepaling „vermoedelijk uit de 17e eeuw' is
wel zeer vaag. Vgl. het geringschattend oordeel van I ER GOUW V. blz. 17. De Heer
C. G. 'T Hooft deelde mij mede, dat het een verkleining is ten behoeve van COMMELIN
1693, blz. 190/91 de Heer j. Q. VAN REGTEREN ALTENA, dat ze na de bijschildering in
de 17e eeuw is gemaakt, dus geen waarde heeft. MOESAmsterdamsche boekdrukkers
I 190 vermoedde dat het een ontwerp voor het schilderij was; dit kan beslist niet
wegens het watermerk.
Is de schaal 1 250.000 van no, 646 wel juist; is dit niet 1 2500?
No. 677 1 5000: Sloterdiik Blauwe Hoofd is ruim 9 K. M.; de kaart is 91 c.M.,
moet dit niet zijn 1 10.000?