264 zijn organisatorisch talent in het belang van de gemeenschap heeft beschikbaar gesteld. De Regeering heeft dit erkend door hem buiten bezwaar van 's Rijks schatkist te benoemen tot Beheerder van de ikonografische afdeeling van het bureau, welke afdeeling thans in het Algemeen Rijksarchief is gevestigd. Als zoodanig komt zijn overzicht over de beteekenis en de totstandkoming van zijn afdeeling in het jaar verslag tot uiting. Het bestuur van „de Nederlandsche Leeuw" werkte mede om de documentatie volgens het plan van Beresteiin tot uitvoering te brengen en zoo werden ongeveer 33000 stamkaarten gemaakt, ongeveer 4000 foto's verzameld en 1300 negatieven bijeengebracht. Evenals bij het werk van Moes, Iconographia Batava, welk werk hier mede is voortgezet, heeft men zich beperkt tot portretten die niet in veelvoud zijn gemaakt, terwijl het systeem van Moes eenige noodzakelijke wijziging onderging. Het werd van belang geacht dat de beschreven portretten ook vermeld werden op de schilders en zoo werd een schildersklapper aangelegd, die reeds veel nut heeft opgeleverd, evenals een dateerings- klapper, die van groot belang is voor studeerenden op het gebied der costuumkunde. Men vindt een en ander ook nader omschreven in het „Rapport sur le Bureau d'lconographie des Pays-Bas, La Haye, Avril 1930 waarin de diverse kaarten die op het bureau gebruikt worden in facsimile zijn opgenomen. Het verslag geeft verder een duidelijk overzicht van de vele werkzaamheden van het bureau, een opgave van aanwinsten en mede- deelingen over het gebruik der verzamelingen, enz. Alhoewel het bureau zich beperkt tot een afgebakend gebied, en de belangstelling van het publiek zich tot dit gebied, nl. de grondige kennis van de Nederlandsche en Vlaamsche kunst het meest aangetrokken gevoelt, blijkt reeds nu dat een groot gebrek aan ruimte de spoedige ontwikkeling in den weg staat. Tevens doet het finantieele vraagstuk zich daarbij gelden als een gevolg van den algemeenen economischen toestand in ons land. Wij wenschen het verslag een uitgebreiden lezerskring, waarvoor de belangstelling in dezen bij uitstek nationalen arbeid moge be vorderd worden. C. A. v. F. 265 Boekbesprekingen. Het is een verheugend verschijnsel, dat, onmiddellijk na het Hoog heemraadschap Rijnland, de gemeente Amsterdam nog een inventaris laat drukken, die met 1 gemerkt is: na de algemeene plattegronden mogen we blijkbaar nog meer verwachten n.l. de speciale kaarten van gedeelten, waarna dan vermoedelijk tot slot de kaarten van den omtrek zullen beschreven worden. Het werk verdient een gelukwensch voor het archief, maar niet minder voor den bewerker, ten slotte voor de vele gebruikers. Voor bescheiden prijs stelt Amstelodamum het voor zijn leden beschikbaar mogen velen het aanschaffen. De Heer d' Ailly heeft zich niet beperkt tot het archiefbezit: alle bekende en opspoorbare plattegronden zijn vermelddat niet alle opgespoord konden worden is geen wonder: hoeveel moeite is er niet gedaan om een der drukken van de houtsneekaart van Cornelis Anthonisz. in Duitschland te zoeken, maar te vergeefswanneer een beschrijving ontleend wordt aan het dossier R. W. P. de Vries, staat er gewoonlijk bij„onbekend waar thans". Het archief doet moeite, de ontbrekende te verwerven, „desnoods in photografische reproductie"; ik acht dit een voortreffelijk systeem, dat alom navolging verdient indien dit ergens nog niet wordt toegepast. De niet op het archief aanwezige worden door middel van een marge in den blad spiegel onderscheiden. Ook dit acht ik navolgenswaard wanneer men het systeem volgt van meer te geven dan een inventaris van eigen bezit. Bij een stad, zelfs bij een groote als Amsterdam, blijkt het mogelijk te zijn geweest, een vrijwel volledige lijst van de belang rijkste plattegronden te geven. Gelukkig is een keuze gedaan, al zal er onder het aanwezige wel eens iets zijn, dat op het praedicaat „belangrijk" geen aanspraak kan maken. Maar het belang schuilt mijns inziens minder in de waarde van elk stuk dan wel in het feit, dat we hier een zorgvuldige beschrijving bezitten van 788 nummers, waarvan het laatste het jaartal 1934 reeds draagt. Voortaan kan ieder die een plattegrond van Amsterdam bezit, koopt of bestudeert onmiddellijk zien, of hij bij d' Ailly voorkomt, hem voorzien van het nummer van d' Ailly en zoo hij daar niet voorkomt, besluiten, dat hij of iets min of meer zeldzaams heeft, of wel iets dat de moeite niet waard geacht is, opgenomen te worden. Zoo zijn niet alle kaartjes D Ailly, A. E. Catalogus van Amsterdamsche plattegronden. Amsterdam 1934. (Archief der gemeente Amsterdam. Atlas van topo- graphie en historie. f2.niet-leden f3.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 16