252
zijn dood een van de stadssecretarissen van Deventer. Voor de ge
schiedenis van Overijsel in 't algemeen zijn van belang de door hem
uitgegeven: Analecta seu vetera aliquot scripta inedita Daventriae
17191722, 3 deelen). Aanvankelijk voornemens een verbeterde editie
in de landstaal van Revius' werk te geven, veranderde zijn plan, toen
de Magistraat hem voortdurenden toegang tot de secreetkamer ver
leende. Hij besloot verder zijn vrijen tijd te besteden aan het schrijven
van de geschiedenis van Deventer en in 1732 zag het 1ste deel van
Het kerkelijk en wereltlijk Deventer het licht. Deze zware foliant,
waarin tallooze oorkonden en andere stukken uit het archief gepubli
ceerd zijn, is voor Deventer, wat Wagenaars werken voor Amsterdam
zijn. De compositie van het geschiedverhaal, dat onder de tusschen
den tekst afgedrukte oorspronkelijke stukken bedolven wordt, is weinig
fraai, de stijl is omslachtig en de uitgave van de stukken voldoet
niet aan alle eischen van moderne kritiek. Echter, zonder Dumbar's
werk zou latere geschiedschrijving van Deventer niet mogelijk zijn
geweest. Nog heden is Het kerkelijk en wereltlijk Deventer een boek
werk onmisbaar voor ieder, die zich met de geschiedenis van de stad
bezig houdt.
Dumbar heeft zijn werk niet voltooid. In 1746 overleed hij. Dit
was aanleiding voor Schepenen en Raad om 21 juni de „curatores
scholae" te verzoeken „de catalogus der boeken van wijlen secretaris
Dumbar te examineren, of daarinne ook originele stukken en papieren,
dese stad rakende, worden bevonden, en daarvan in senatu te rap
porteren". Of nu deze heeren het onderzoek achterwege hebben
gelaten of dat hun onderscheidingsvermogen te kort schoot, weet
ik niet; maar wel staat vast, dat in den gedrukten verkoopcatalogus
van Dumbar's boekerij J) een groot aantal handschriften genoemd
worden, die onmiskenbaar deel van het stadsarchief hebben uit
gemaakt. Een „voortreffelijk handschrift" bevattende „de privilegiën
aan de stad Deventer over de Tollen, jaarmarkten, klaringen etc.
werd voor 14 gulden verkocht aan de bibliotheek van de universiteit
te Leiden en is daar nu nog aanwezig 3). Bijna 100 nummers bevat
253
de lijst van verkochte handschriften, die verspreid raakten. Gelukkig
zijn enkele door de schenking van de erven Dumbar in 1883 aan de
gemeente Deventer in het archief teruggekeerd Het zal zeker de
moeite loonen de toen verkochte handschriften op te sporen en hun
terugkeer naar het Deventer archief te bevorderen.
In denzelfden tijd zijn andere handschriften, waarbij archiefstukken
voor de geschiedenis van Deventer van belang, in handen van particu
lieren gekomen. Reeds in het 2de deel van Het kerkelijk en wereltlijk
Deventer2) kan men lezen, dat onder den Heer Gerrit Jan van Rhemen
berusten levensbeschrijvingen van zusteren van het Meester Geerts-
klooster, en dat onder den Heer Steven van Rhemen een oud geschrift
rakende de tijd van Rudolf van Diepholt berust2). De collectie door
verschillende leden van het geslacht van Rhemen gevormd, berust sinds
eenige jaren in het Rijksarchief te Arnhem. De geschreven inventaris
noemt, o. a. een „legger van de St. LEBUiNUskerk te Deventer, bevat
tende afschriften van stukken en brieven betreffende de kerk. Het
oudste dateert van 1295, het jongste van 1541". Ook het zooeven
vermelde handschrift met levensbeschrijvingen wordt nu in den inven
taris vermeld met nog andere stukken op Deventer betrekking hebbend.
Naast Revius en Gerhard Dumbar Senior kan de gelijknamige
kleinzoon van den laatste3) als geschiedschrijver op een lijn gesteld
worden. Van 1770 tot 1787 was hij, gelijk zijn grootvader, een der
stadssecretarissen van Deventer en van 1795 tot 1798 griffier van
Overijsel. Hij was patriottisch gezind en werd bij de komst der
Pruisen in 1787 uit zijn ambt ontzet. Dat maakte zijn krachten vrij
voor het beschrijven van de geschiedenis van stad en gewest en in
1788 zag het door hem „uit de nagelaten papieren van zijn groot
vader samengestelde" tweede deel van het Kerkelijk en Wereltlijk
Deventer het licht. Verder heeft hij zich minder met het publiceeren
van onuitgegeven stukken bezig gehouden dan zijn grootvader, doch
hij overtrof dezen verre in het samenvatten van hetgeen hij uit ge
schreven doch vooral gedrukte bronnen bijeen zocht. Hoewel, zooals
wij reeds zagen 4) hij samen met Bouwer en W. H. Cost een uitvoerig
register van den inhoud van de secreetkamer opstelde, heeft hij voor
2) Blz. 45 en 99 noot a, register i.v. Handschriften.
De resoluties van Schepenen en Raden zwiigen verder over deze zaak.
2) Bibliotheca Dumbariana continens praestantissimos in quavis facilitate et scientia
libros et manuscripta, praesertim Medii Aevi rarissima quibus usus est vir consultissimus
GERHARDUS DUMBAR, dum viveret juris Utriusque et Philosophiae Doctor et Reipublicae
Daventriensis Abactis. Horum publica fiet auctio in aedibus Defuncti ad diem 27 ulii
et seqq. 1746. Daventriae, apud J. H. VAN WlIK Bibliopolam, ubi Catalogi distribuuntur.
Dr. M. SCHOENGEN had de vriendelijkheid mijn aandacht te vestigen op een exemplaar
van dezen Catalogus in de bibliotheek van het Rijks-Archief in Overijssel (no. 550)
aanwezig, in welk exemplaar de prijzen van de verkochte boeken en handschriften
genoteerd zijn.
3) Zie hierboven blz. 239, noot 3.
Zie het vervolg van dit artikel in de volgende jaargang. O.a. keerde terug
no. 21 van de Bibliotheca Dumbariana. Verzameling van geschrevene en gedrukte
stukken betrekkelijk tot de troublen van 1703 in Gelderl. Utregt etc., vooral in Deventer
op de verandering van de Regering voorgevallen, onder welke de Predikatie van
D. VERHORST en de proceduren daarover gevallen.
3) Zijn biografie door Mr. H. KRONENBERG in het N. N. fi. W. I (1911), kolom 759.
4) Hiervóór blz. 250.