146
werkzaamheid die lijstenpublicaties ook mogen zijn zij zijntoch alleen
door haar bestaan, niet om haar inhoud voor het Nederlandsch archief
wezen van belang. Daarom zegt ref. dan ook weinig over 1 en 4.
1 Ook hier zal men zich afvragen, evenals bij A, wat bevat en
wanneer is dat deel verschenen? I, bevattend de Embedsetat over
de laren 1660-1848, van de hand van den Rijksarchivaris O. N.
Kringelbach, is verschenen in 1889, tezamen met mededeel.ngen
aangaande het Algemeen Rijksarchief over 886-1888, in de
mededeelingen uit het Algemeen Rijksarchief.) Men vindt hier
in 1 lijsten over het personeel, verbonden gedurende het abso
lutisme aan de kanselarij: de kanseliers van 1660-1730 toen de
waardigheid werd opgeheven, de chef-secretarissen, de deelnemers
aan de collegiale beraadslagingen van dit bestuurslichaamevenzoo
over het personeel, verbonden in dien tijd, aan het Missions-
kollegium, het Gene ral ki rkeinspekti onskol leg i u m, de
Direktion over Sorö A k a d e m i, de Gene ral. n d k va rte-
ringskommission, de Karantaenedrekt ion en de Direk
tion for Universitetet og de leerde Skoler. Maar men vindt
hier ook de leden van de Rentekammer, de Generaltold-
kammer, en het K o m m e r c ek o 11 e g i u m opgesomd, benevens
die van de andere financieele colleges, kamers, directies en com
missies, bijv. die van het Fonds ad usus pubhcos. In II en 111 vindt
men zeer nuttige lijsten, resp. van de hand van de Rijksarchivarissen
G N- Kringelbach en L. Laursen, van de ministers van hinancien,
Binnenlandsche Zaken, justitie, Eeredienst en Onderwijs emBu.ten-
landsche Zaken van 1848-1913, van Landbouw van 1896-1918,
Handel 1908-1913, en Openbare werken 1894-1896 en 1900-1913,
van de directeurs-generaal der verschillende directies, de admini
strateurs der „departementen", de referendarissen der „Kontorer
In een korte inleiding voor 111 verklaart Laursen, waarom z„n werk
met het jaar 1913 eindigt: de moeilijke verhoudingen gedurende den
wereldoorlog, die veel nieuwe tijdelijke afdeelingen schiepen en de
normale ontwikkeling der administratie onderbraken. Maar Kringelbach
verklaart in zijn inleiding voor II niet, waarom h,j nu juist met dat
jaar 1893, zijn lijsten heeft afgebroken. Voor zoover ref. bekend is,
bestaat voor de afbreking met dit jaar geen staatsrechterlijke grond.
Vermoedelijk zou het deel te omvangrijk zijn geworden, wanneer het
tot 1913 zou zijn voortgezet. Dat die lijsten tot op onzen tijd zijn
bijgewerkt, bewijst, dat de administratie in Denemarken met streng
gescheiden is van het archiefwezen en haar archivalia snel in he
depot afstaat.
Zie 1.
147
4. Dit deel van de hand van den nu fungeerenden Algemeenen
Rijksarchivaris Laursen bevat lijsten van de leden van het „H0jesteret",
het hoogste rechtscollege en van de „Overretter", de gerechtshoven,
tot 1919, toen een nieuwe wet op de rechterlijke organisatie van
kracht werd.
IV. Inlichtingen.
1Udsigt o vei de danske Rigsarkivers Historie (overzicht, van
de hand van den toenmaligen Algemeenen Rijksarchivaris A. D. Jörgensen,
over de geschiedenis van de Deensche Rijksarchieven) 1884.
2. de danske Landsarkivers Bygninger (de gebouwen der Deensche
„Landsarkiver teekeningen en afbeeldingen van de archiefgebouwen
te Kopenhagen, Odense en Viborg, met toelichtingen; namen der
bouwmeesters en aannemers, inrichting en kostenopgaven, van de hand
van A. D. Jörgensen) 1893.
3. Rigsarkivet og H/aslpemid/erne til dets Benytte/se (het Alge
meen Rijksarchief en de hulpmiddelen tot het gebruik daarvan) 1923.
1 en 2 laat ref. buiten beschouwing. Zij vallen binnen de door
prof. Kernkamp in zijn vermelde studie besproken periode. Bovendien,
de Archivalische Zeitschrift en wel van 1932, bevat, van den Archivaris
van Kopenhagen A. Linvald, nu ook over het Deensche Archief
wezen een bijdrage, die bijna uitsluitend de geschiedenis der Rijks
archieven behandelt, en geheel berust op Jörgensens bovenvermeld
boek. Ref. maakt alleen nog even attent op het frissche en leer
zame boekje van Jörgensen over de nieuwe archiefgebouwen, zij zijn
inderdaad heel mooi en zijn trots is begrijpelijk. Na den wereldoorlog,
toen het Deensche deel van Sleeswijk weer met het koninkrijk is
vereenigd, heeft men in „Zuid-Jutland een nieuw archiefgebouw
neergezet, naar ref. meent, te Aabenraa. Men bedenke, dat de
Deensche regeering niet in de provinciale hoofdsteden over zoovele
oude, eerbiedwaardige gebouwen te beschikken heeft als de onze.
3. In een korte inleiding noemt Erslev als doel van het Alge
meen Rijksarchief de administratie de stukken te verschaffen, die
zij noodig heeft en door haar gevraagde inlichtingen te beantwoorden,
en ook het publiek de gelegenheid te geven archivalia te gebruiken;
het „respect des fonds" is het heerschende ordeningsbeginsel. Hij
bespreekt de al of niet in druk verschenen inventarissen, de biblio
theek, de kaarten- en zegelverzamelingen, en de tentoonstelling van
stukken van bijzondere waarde. Dan volgt een overzicht van den
toen de kopy van deze beide besprekingen nagenoeg geheel gereed was,
maakte de redacteur van het Nederlandsch Archievenblad, Dr. LaSONDER, ref. op
deze publicatie opmerkzaam.