140
worde die elk voor het Gouvernement, waarvoor zij zich met het
onderzoek zal bezig houden, al datgeen reclameert, waarop z„ ten
gevolge van het tractaat tusschen Uwe Majesteit, en den Koning van
Pruisen gesloten, zal vermeenen aanspraak te kunnen make
Naar aanleiding van deze voordracht besloot de Koning I
Naar aanle g Gouverneur van Luxemburg te mag .gen
tot die Commissie twee of meer personen te benoemen; zullende
gemelde Commissie gehouden zi|n in de schifting en uitwissemgI van
het Luxemburgsche archief den meest mogel.|ken spoed te betracht
en om vóór of op den ln Augs 1818, verslag van hare verngtingen
te doen en voorts de kosten dezer werkzaamheden die de somm
f 1750 niet zullen mogen te boven gaan, worden gevonden
den Z: Üne Uitgeven det begtooting van he, Dept. van
Binnenlandsche Zaken voor di, en he, volgend ,aan
beslissing zou o.a. kennis gegeven worden aan de M,n,ster
Buitenlandsche Zaken, „om zulks aan den Pruissischen 9ezan
te deelen". Het toegestane bedrag bleek evenwel met voldoende te
ziin want de door Willmar benoemde commissie, bestaande uit drie
leden van Gedeputeerde Staten benevens de griffier, b„gestaan door
eenige ambtenaren van de gouverneur, had de archieven in de.uitere
wanorde aangetroffen, terwijl een groot gedeelte zoe w
konden reeds in December 1817 aan de gemachtigden van de Tnersche
regeering 2332 „omslagen" overgeleverd worden, nog door een gein
netal te volgen terwijl de aan Pruisen afgestane archieven vervangen
zullen worden door eene geschifte massa van stukken d,e reeds op
dit oogenblik op 6000 omslagen berekend worden. Aldus De Coninck
aan de Koning OP 27 April 1818, die toen (K. B. nr. 13, de gouv.-neur
van Luxemburg machtigde om de toegestane som uit te betale
verdeeld over de begrootingen van 1817 en 1818. Het volgend aar
ressorteerde het archiefwezen niet meer onder Binnenlandsche Zaken,
maar onder Falck als Minister voor het Publieke Onderw.)S e
Nationale Nijverheid en de Koloniën, op wiens begroot,ng voor 18
een oost van f 1750 voorkwam om de Luxemburgsche
Sevan than,"geheel in orde te brengen. To, de uitbetaling van
die som werd hij bii K. B. van 2 Augustus 1819 nr. 3 gemocht,g
Hiermede schijnen de laatste sporen van het paneelszagersd,ama
uitgewisch, te ziin. da, den lande wel niet op f 3500 was komen te
staan want ook zonder Nhoebauek baloong optreden zou de sp i
sing der archieven een tiidroovend, dus kostbaar werk gewees zi|n.
Maar deze sorteering was dan toch door eigenmacht,ge ^^'"9en
noodeloos bemoeilijkt.
141
Het Algemeen Rijksarchief en het Skandinavische
archiefwezen.
II. Denemarken. (Vervolg.)
III. Inventarissen en a m b t e n a a r s 1 ij s t e n.
A. Vejledende A r k i v re g i s t r a t u re r (inventarissen).
1. (II). Rentekammeret 1660—1848, Generaltoldkammeret 1760
1848, Kommercekollegiet 1735-1848 (archieven van de Rekenkamer,
van de Kamer van beheer der in-, uit- en doorvoerrechten en accijnzen,
die ook een tijd op havens, kanalen en vuurtorens toezicht hield en
de bezittingen in West-Indië en Guinea bestuurde, en van het college,
dat de nijverheid, visscherij, scheepvaart en het consulaatwezen be
heerde) 1892.
2. (III). Finansarkiverne (archieven van talrijke financieele colleges,
kamers, directies en commissies o.a. van de directie van het Fonds
ad usus publicos1765—1842, opgericht en opgeheven tusschen
het begin (1660) en het eind (1848) van het absolutisme); Genera/post-
direktions Arkiv 1711 18481900.
3. (IV). Privatarkiverne fra det 19. Aarhundrede beroende i Rigs-
arkivet (familiearchieven uit de I9e eeuw berustende in het Algemeen
Rijksarchief) 1923.
De beide eerste deelen 1 en 2 met inventarissen van archieven
uit den tijd van het absolutisme moet ref., hoe belangrijk zij ook
mogen zijn, archivalia van de directie van het Fonds ad usus
publicos zou men nooit hebben kunnen publiceeren, ware niet te
voren het archief geinventariseerd, buiten bespreking laten. Hun
verschijnen valt binnen den tijd, dien prof. Kernkamp in zijn meergemelde
verhandeling in het Neder/andsch Archievenblad heeft behandeld. Maar
hij moet hier toch een uitzondering maken voor het uiterst belangrijke
deel met inventarissen van de archieven der kanselarij en der andere
colleges, kamers, directies en commissies, in dienzelfden tijd van
het absolutisme naast de kanselarij opgekomen, zonder hetwelk
ook al weer de uitgave der kanselarijregisters2) onmogelijk ware
geweest dat verschenen is in 1886, tezamen met mededeelingen
aangaande het Algemeen Rijksarchief over 1883 1885 in de mede
deelingen uit het Algemeen Rijksarchief3) onder den titel Vejledende
Arkivregistraturer aldus doende, geeft hij ook een verklaring van
de door hem, achter zijn eigen nummering 1-3, aangebrachte num
mering der deelen met Romeinsche cijfers. Secher heeft, voor deze
door hem gemaakte inventarissen, een uitvoerige inleiding geschreven,
gevonden, en berusten vermoedel„k thans ,n het R,|ksarchiet te brussei.
Zie II 6.
2) Zie II I.
3) Zie I 1.