82 St. Peters dag, als de kinderen loopen. - In het jaar 1320 gaf Reinald, zoon van Gelre, aan de „erfgenamen der maelschap van Huessen" eenen brief betreffende de leigraaf. Deze brief is aldus gedateerd„In den jaer ons Heren duysent driehondert undt twintich, des Dinsdaghs voir st. Peters dagh, als die kynder loepen"1). Daar deze heiligendag in de werken over chronologie niet te vinden is, heb ik in dl. XVII der Bijdragen en Mededeelingen van Gelre eene vraag geplaatst, waarop ik geen antwoord ontvangen heb. In den Drentschen Volksalmanak van 1923 (blz. 145) deelt J. Tiesing een en ander mede over een oud volksgebruik te Gees (gem. Ooster- hesselen), zooals dat tusschen 1850 en 1860 volgens mededeelingen van eenen ouden inwoner daar bestond, en wel het volgende„Des namiddags na schooltijd op den 22 Februari gingen schoolknapen en meisjes naar het huis van een in het vorige jaar gehuwd echtpaar, waar zij het voornoemde liedje zongen 2). Dan kwam een der echt- genooten even buiten de deur om iets, b.v. enkele appelen of noten, hiervoor opgespaard, uit te werpen, die door de kinderen gegrepen werden. Maar opdat niemand dier kinderen zich aan den wedloop onttrekken zou, kwam de andere echtgenoot met koud water om de kinderen, die nog te dicht bij de deur stonden, daarmede te begieten"3). Het komt mij voor, dat hierin de verklaring van den zonderlingen naam te vinden is, waarmede dan tevens alle twijfel, of hiermede 22 Februari dan wel 1 Augustus bedoeld wordt, opgeheven is. In afwijking van Tiesings gevoelen houd ik het er voor, dat deze eenvoudige rondgang het oorspronkelijke is, overgeleverd uit over- ouden tijd en overeenkomend met het rondgaan der kinderen op Drie Koningen, St. Marten enz., en dat het balslaan eene verbastering uit veel lateren tijd is. Arnhem. I- S. VAN VEEN. 83 Boekbesprekingen. van bovennaCteU7an Archi^M —g mij, een bespreking van bovengenoemden inventaris te willen geven en niet dan met enige aarzeling heb ik aan dit verzoek voldaan. Het wil mij voor komen, dat m het algemeen de bespreking van den inventaris van een archief, dat men met uit eigen aanschouwing kent, tot op zekere oogte nutteloos is, aangezien het meerendeels niet mogelijk is te bbl beschrijving van het inventarisnummer met de tal St w' en het stuk zi,n luiste plaats in den inven taris heef gekregen. Wanneer wij deze moeilijkheid, die niet al te zeer moet worden onderschat, verder met stilzwijgen voorbij gaan dan zal de recensent zich dus bij zijn bespreking in hoofdzaak tot' de formeele kant van den inventaris moeten beperken en zich a vragen of de inventaris, zooals hij thans voor hem ligt, aan de algemeen gehuldigde beginselen van de Handleiding beantwoordt Aan deze beginselen doet de bewerker in het algemeen alle recht edervaren. Een belangrijk stadsarchief is door dr. van de Ven voor e we ensc ap ontsloten, een uitvoerige regestenlijst en een dito index van persoons- en plaatsnamen maken het den onderzoeker gemakkelijk, den weg in d,t archief te vinden, terwijl een afzonder lijke inventaris met regestenlijst is gewijd aan de met de stad in nauwe betrekking staanden zeepolder Oosterwolde. Voor zooverre stukken m druk z„n verschenen, is zulks in noten bij de inventaris nummers of de regestenlijst vermeld. Een enkele omissie in dezen r,Il-°P;i Stukln vermeld in invent.no. 714 zijn naar alle waar- schjhjkhe.d die welkez.jn afgedrukt in Ni,hope's Bijdragen voor Vad. Cesch. en Oudhe.dk., 1e reeks II, 63-69, terwijl het in invent- l°' M N rT vermelde stuk is afgedrukt in de Bijdragen en Mededeelingen der vereenig/ng GelreXVII, 295 Slechts enkele nummers van den inventaris wekken eenige be zwaren op. Zoo valt het oog op invent.no. 452: benoemingsbrieven van den magistraat en gemeenslieden, 1674-1794. Wanneer hier alle of nagenoeg alle jaren vertegenwoordigd zijn, dan rijst hier de vraag, o de jaren 1702-1750 met afzonderlijk beschreven hadden moeten worden. Immers krachtens het beruchte regeeringsreglement, in 1675 de j mg Van de Fransche troepen in Gelderland door den stadhouder ingevoerd, stond de keur van magistraat en gemeens lieden - mitsgaders de benoeming van alle hooge provinciale Th 1LGEN zegt in Quellen zur inneren Geschichte der niederrheinischen Territorien. Herzogtum Kleve blz. 171*: „Die Urkunde ist leider nur in Abschriften überliefert; sie hat das sonderbare Tagesdatumup dinsdach voer sunte Peters dach, als die kynder ko loepen 19. Februar oder 29. juli? 1320). LlESEGANGS Vorlage [Niederrh. Stadtewesen, blz. 133) bietet„als die rinder lopen". Het afschrift in het archief van den diikstoel van Huussen bevat alleen het jaartal 1320. 2) Dit liedje luidt: „Daar komen wij knechtjes en meisjes aan, Al om Sint Pieter de bal uit te slaan. Waren wij niet in de gilde gegaan, Dan hoefden we Sint Pieter den bal niet te slaan. Slaan, slaan, slaan, Het liedje, dat is gedaan." Ik geef den tekst van het liedje, zooals Dr. SCHRIJNEN, Ned. Volkskunde 1. blz 171, hem mededeelt, daar deze meer zin heeft dan die in het almanakartikel. 3) In Sitte und Brauch deelt SARTORI (III, blz. 90) mede: „Auf den Nordtnesi- schen Insein wussten sich die Kinder (nl. am 22. Februar) noch eine kleine Geld oder Kuchengabe dadurch zu verschaffen, dass sie allen denen, die Peter hiessen, einen „Bindebrief" ins Haus brachten". e/7 ^aJ'de" DE VtT/ De°ude CJ/'c/,/eve/i van de gemeente Elburg drukkZijl^r °0Ster"0,de- ('s-Oravenhage, A,g. Lands-

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 48