80
C. D. J. BRANDT.
Kleinere Bijdragen.
getekend heeft, past onze oorkonde uitnemend. Haar inhoud is een
de bisschop kennelik afgedwongen konsessie ten gunste van het
kooplieden-patriciaat. Edele heren als hertog Godfried, Godfried en
Herman van Kuyk, maar vooral ook ministerialen, wier namen in groten
getale in de getuigenlijst prijken, hebben zich blijkbaar bij de koop
lieden gevoegd. De Hollandse graaf Dirk staat eveneens vooraan
onder de getuigen, en ook de invloed van het kapittel van St. Marie
op onze oorkonde is duidelik merkbaar. Vooreerst staat proost Luthard
van St. Marie in de getuigenlijst op de tweede plaats, vlak na de
Domproost en vóór zijn kollega's van St. Pieter en Oudmunster en
neemt ook deken Otto van St. Marie de plaats vlak na de Domdeken
in. In de tweede plaats wijzen, naar mijn mening, ook het schrift en
het diktaat van O. B. S. 322 op een ontstaan in meergenoemd kapittel.
Wat het schrift betreft zijn die aanwijzingen deze: ten eerste de
gelijkheid van schrift met O. B. S. 333, welk stuk naar mijn mening
door een hand uit St. Marie geschreven is, en ten tweede het feit,
dat Oppermann de hand van O. B. S. 322 voor een hand van St. Marie
uit 1177 houdt.1) Het is mij n.l. bij mijn bestudering van de 12e
eeuwse Utrechtse oorkonden opgevallen, dat in de verschillende
kapittels een sterke schrifttraditie heeft geheerst, en daarom kan ik
de gelijksoortigheid van de hand ^van O. B. S. 322 met die der
Utrechtse stukken 1177 aanvoeren als een aanwijzing voor een
ontstaan van O. B. S. 322 in St. Marie. Meer dan aanwijzingen zijn
dit natuurlik niet, daarvan ben ik mij bewust. Iets meer houvast
misschien geeft het diktaat. Als een van de eigenaardigheden van
de diktator van O. B.S. 322 en 333 mogen we beschouwen de betie-
teling Traiectensium episcopus. Welnu, in 1131 wordt de boven reeds
genoemde proost Luthard van St. Marie benoemd tot bisschop van
Kamerijk. En in de oorkonde, die hij in zijn nieuwe kwaliteit in het
jaar 1133 heeft uitgevaardigd voor de kapittels van de Dom en Oud-
munster2) en die blijkens getuigenlijst en subscripsie zeker uit de
Kamerijkse „kanselarij" afkomstig is, vinden we bisschop Andreas be-
tieteld met venerabilis Traiectensium episcopus, terwijl ook de uit
gebreide invokatie woordelik die van O. B. S. 322 is. Dit kan geen
toeval zijn; blijkbaar behoren deze diktaateigenaardigheden bij Luthard,
die ze in O. B. S. 343 heeft ingevoegd en die we dus ook als
Deze aanwijzing baseerde zich natuurlik op OPPERMANNS standpunt ten tijde,
dat hij de Untersuchungen II publiseerde. Na het verschijnen van de Fontes Egmundenses,
waarin hij over O. B. S. 322 plotseling geheel zwiigt, heeft bovenstaande opmerking in
zoverre geen zin meer, dat ik niet weet, hoe OPPERMANN momenteel over het schrift
van O. B. S. 322 denkt.
2) O. B. S. 343.
81
vérdpaP V" B' f' 322 m°gen beschouwen. Daar deze Luthard
verder kapellaan des komngs was, wordt ons langs deze weg mogelik
meteen ook de invloed van het formulier der diplomen op O B S 322
verklaard, terwijl wefcpnieuw en geheel in de geest van Oppermanns
Keiz^9 V Vm' tUSSen de °Proer'ge Partij in Utrecht en de
Vuurvaste Archivalia. - In Die Woche van 26 Augustus
1933 no. 34, blz. 978, komt een klein artikel voor betreffende het
eschermen van archivalia tegen brand, waarvoor op deze plaats
ongetwijfeld belangstelling zal bestaan.
Men leest daar: „Mit den raffieniertesten Mitteln der chemischen
orschung hat man die Lebensfdhigkeit der für Akten vorgeschrie-
enen Papiereund Tinten gesteigert, aber alle Versuche, ein für
wichtige bchriftstucke geeignetes unverbrennbares Papier herzustellen
s.nd bis heute gescheitert. So komt es, dass sich noch immer mit
einem kleinen Zundholz die wichtigsten Aktenbestdnde innerhalb
wemger Stunden oder sogar Minuten vernichten lassen. Es had nie-
mals an Versuchen gefehlt, chemische Mittel, die zur Feuerschutz-
pragmerung empfohlen werden, auch für Papiere anzuwenden. Alle
as Losung des Problema angepriesenen „Geheimverfahren" haben
sich nur be schrankt als brauchbar erwiesen. Erst dem Berliner
Chemiker Dr. Arthur Eichenorün blieb es vorbehalten ein Verfahren
auszuarbeiten, mit dem Akten feuerfest und unverbrennbar gemacht
werden konnen. Nach diesem Verfahren lassen heute schon zahlreiche
Banken und ahnliche Institute Aktenbestünde schützen, die im Akten-
aus mit einer Lösung bestimmter Zusammensetzung bespritzt werden".
Er is bij het artikel] een afbeelding, waarop men werklieden bezig
ziet archivalia, staande in houten rekken, met dit middel te bewerken.
Waar zooveel gedaan wordt om archivalia voor ondergang door
het vuur te beschermen, lijkt het mij vooral voor die instellingen
welke geen brandvrije bewaarplaats voor hunne archivalia bezitten
o kunnen laten maken, de aangewezen weg hiervan eens kennis te
nemen Een proefneming, onder deskundige leiding, waarbij eventueel
belanghebbende beheerders van archieven zouden uitgenoodigd kunnen
worden, mag zeker wel eens tegemoet gezien worden.
M. C. SIGAL Jr.