70 het Fransche hof over de toestanden in het Noorden) 1901. 8. Kabinetsstyrelse 1 Denmark 1768— 1772Aktstykker og Oplys- nitiger (het kabinetsbestuur in D.stukken en ophelderingen) verschenen in de jaren 1906, 1919 en 1923 in drie deelen. 2 3 laat ref. om bovengenoemde redenen') onbesproken. 1. Het plan was, dat deze uitgave van brieven, uitgegaan van de kanselarij en in haar registers opgenomen, tweeëntwintig banden zou omvatten, van 1551-1660, voor elke vijf jaren één band. Dit plan heeft men bij den zesden band moeten opgeven; van 1576 af worden de uittreksels uit de brieven over een tijdperk van vier jaren afgedrukt. In min of meer uitvoerige inleidingen geven de uitgevers C. F. Bricka, L. Laursen en E. Marrquard, - al deze publicaties van archivalia zijn van de hand van archiefambtenaren - rekenschap van hun wijze van werken. Hun bronnen zijn de registers in het archief der kanselarij, die in den beginne zoo waren ingericht, dat de open brieven topographisch waren geordend, de gesloten brieven chrono logisch; maar in 1572 heeft de kanselier Niels Kaas ook de registers der gesloten brieven (de Tegnelser) topographisch geordend. De uitgevers hebben het jaar 1551 als beginjaar gekozen, omdat de brieven van koning Christiaan 111, wiens regeeringsjaar 1535 om drie redenen belangrijk is: bevestiging van zijn positie, invoering der Hervorming en het vormen van registers van open èn gesloten brieven, van dit jaar af tot 1551 reeds waren uitgegeven; ze hebben 1660 als eind jaar genomen, omdat in dat jaar, na de rampen van den eersten Noordschen Oorlog en het beleg van Kopenhagen van 1658-1659, de Rijksdag den koning de absolute macht opdraagt en de kanselarij dan haar domineerende positie verliest en haar invloed op de regee- ringszaken moet deelen met steeds in aantal toenemende bestuurs colleges, kamers, directies en commissies. Wat den vorm der uitgave betreft, men heeft slechts uittreksels willen geven; had men de brieven volledig afgedrukt, dan zou deze publicatie wel over de honderd banden komen te omvatten. Dit beginsel is streng doorgevoerd, zelfs belangrijke brieven zijn niet in extenso opgenomen. De uitgevers hebben de brieven in chronologische volgorde doen drukken, de opene en geslotene door elkaar; met topographische indeelingen hebben zij geen rekening gehouden. Elk jaar begint met vette letter; de omgerekende dateering volgt, dan staan tusschen haakjes de plaats van uitvaardiging en de dateering van den brief, daarna het uittreksel en ten slotte wordt de plaats genoemd, waar de brief te vinden is: Ze zijn reeds door Prof. KERNKAMP besproken. Zie ref.'s aankondiging van Noorsche werken in de vorige aflevering van dit tijdschrift. 71 het deel en de bladzijde van het register. Niet alle brieven staan in deze registers; zoo nauwkeurig werkte de kanselarij niet, dat geen brief werd uitgevaardigd, die niet eerst was gecopieerd. Het voor komen van verschillende handen in de registers bewijst reeds, dat het bijhouden niet aan de zorg van één persoon was toevertrouwd. De gang van zaken was, volgens de uitgevers, vermoedelijk deze, dat de kanselarijsecretaris de minuut approbeerde, en dat die minuten ver zameld werden om, na korten tijd, te worden afgeschreven, wat wel eens nagelaten is. De minuten zijn grootendeels verloren, de bewaarde verspreid. Een latere inleiding maakt melding van een verzameling bewaarde minuten; het bleek, dat verschillende niet in de registers waren opgenomen; men is ze toen in de latere banden gaan opnemen, maar veronderstelt de mogelijkheid, dat zij niet zijn uitgevaardigd. Nog later is men ook origineelen gaan opnemen, die niet in de registers genoteerd stonden. In de beide laatste gevallen is dit achter het uittreksel vermeld. Eén brief kan dus in drie teksten bewaard zijn: de minuut, het afschrift en het origineel. Als bijzonderheid ver meldt ref. deze beide brieven: 1597 (Koldinghus Januari 22): de privileges van Aarhus worden bevestigd door den juist meerderjarig geworden koning Christiaan IV.; het origineel, dat in het L a n d s a r k i v te Viborg had moeten berusten, is niét bewaard; wel de minuut; 1597 (Frederiksborg Maart 16): de „Tolder" te Helsing0r krijgt bevel handschoenen voor den koning te koopenalleen het origineel is bewaard. Om historische redenen zijn merkwaardig de beide brieven van 1576 (Frederiksborg Mei 23), waarbij Tycho Brahe, de beroemde astronoom, het eiland Hven van koning Frederik II in leen krijgt, zoo lang hij leeft, om zijn mathematische studiën voort te zetten en waarbij Chr. Valkendorf bevel krijgt Brahe 400 daalders te geven voor een huis, dat hij op s konings kosten moet laten bouwen: Uraniënborg. 4. In de inleiding voor den eersten band, die eindigt op 19 Februari 1648, eenige dagen vóór den dood van koning Christiaan IV, vertelt de Algemeene Rijksarchivaris A. D. Jörgensen het een en ander over deze publicatie; de zorg voor de afzonderlijke banden is aan onder zijn leiding werkende archiefambtenaren toevertrouwd. Hij stelt vooreerst de vraag: wat is Kroonbezit? Kloosterbezit, zegt hij, is in 1535, het beginjaar dezer publicatie, het jaar van de invoering der Hervorming, zeker Kroonbezit; bezitruil tusschen Kroon en klooster neemt hij in deze uitgave niet op. Kapittelbezit was geen Kroon bezit; bezitruil tusschen Kroon en kapittels zijn wel opgenomen. Dan bespreekt hij de bronnen. De kanselarij was met haar Indlaeg, haar ingekomen stukken, nogal nonchalant. Eerst in 1626 is de toenmalige kanselarijsecretaris, Ivar Vind, begonnen eenige orde te scheppen in de

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 42