t'r«: t. «SBffSs»*. - »-»~fcHSjs£K=ï S3S%SSSSS r£=?^5£i=S5ï ÏS MS o—13^:-; =HSEEx;:-:t= n X 'bTrJLS r£«- de 7rZT,:rn0-'V: meirt'kulntoSaan me9, daarheen ,e worden aan de Sub|®C^ne^^idenheid van inventarissen komen, bezig houden, en tot e Unikers zal men wel zonder die verbijsterend is voor de «'^'^brurkers^ z wie hier het sehikliikst zwiigt die heeft het meestgezeg Heeft men eerst zün oordeel vastgelegd, wat betreft de v g, de arehieven tot hare bemoenngen worden? nauwste samenhangend: wie moet m ambtstaak van Me, deze staat verder in nauw verband wat onder d^™bt» ^iz^EenigeoLerkingenwil^^g^^— met weinigen zi)n, di hehoorliik geregeld archief- belang van anderen V,- "geslagen. He, is wezen ten onzer zal hebben waargenomen, dat er 660 i zriin die niets voor geschiedenis gevoelen, betrekkelijk zeer velen z.)n, die mets vooi y haar als iets volkomen overbodigs beschouwen en in zeer vele gevallen als hoogst vervelend. Wij weten beter, en zien het algemeen nut der geschiedenis beter in, maar dit neemt niet weg, dat het profanum vulgus al wat uit de overheidskas voor dit doel wordt besteed, eigenlijk als verspild beschouwt. Men ziet die uitgaven hoogstens als weeldeuitgaven, waarop in tijden van nood bezuinigd kan worden, zooals de goede huisvader zijn uitgaven voor ontspanning en andere, die niet tot het noodzakelijk levensonderhoud gerekend kunnen worden, beperkt als de nood nijpt. Men moet eindelijk eens leeren inzien, dat behoorlijk geordende archieven voorzien in een levensbehoefte van een welgeordenden staat. Het goede verzorgen van de archieven der overheidsorganen staat dus op den voorgrond, maar niet alleen tot deze behoort de staatszorg zich uit te strekken. Er zijn verzamelingen of archieven van bijzondere personen of instel lingen, die eveneens voor het algemeen belang van nut zijn. De bijzondere werkzaamheden en verrichtingen van bijzondere personen enz. staan dikwijls in onverbrekelijk verband met hetgeen zij in het door hen bekleede openbare ambt hebben verricht. Om mij te bepalen tot de afdeeling, die onder mijn beheer heeft gestaan, men zal in het Algemeen Rijksarchief niet gaarne missen verzamelingen als die van Falck, Van Maanen Goldberg, Kemper, Elout om slechts enkele te noemen. Gaat men de archieven beschouwen als verzamelingen van geschiedbronnen en niets anders, dan lijkt het mij toe, dat dit tot hoogst bedenkelijke gevolgtrekkingen kan leiden, in zooverre dat de overheid wel eens al te spaarzaam kan worden met het verstrekken van geld, dat zij slechts nuttig besteed acht voor enkelen, maar dat dit inderdaad is voor het algemeen, en niet alleen nuttig maar ook noodzakelijk. De heer Steur heeft zich hoofdzakelijk bewogen op het terrein der vraag: wie moet met de verzorging belast worden? Op dit terrein ontmoeten wij echter ook dr. Heeringa, die in een artikel in de Gids van Augustus 19332), getiteld: Oorkonden en zegels, ook deze vraag beziet. In de vorige aflevering schreef ik over: De opleiding der a r c h i e f a m b t e n a r e n. Hiermede betuigde dr. Cuvelier, de Algemeen Rijksarchivaris in België, mij zijn instemming. Ik heb mij toen zonder eenig voorbehoud verklaard voor de acade- 44 "Vw«lerlandsch Archievenblad 1931/1932, blz. 26 en vlg. 45 Een paar voorbeeldenDe vraag in hoeverre SCHRANT, de latere Leidsche hoogleeraar, invloed heeft uitgeoefend op het tot stand komen van het Collegium Philosophicum, is slechts beantwoord kunnen worden na een onderzoek in de ver zameling VAN MAANEN. De bescheiden door GOLDBERG verzameld op zijn economische reis, als Agent der Nationale Oeconomie, bevinden zich alle in de naar hem genoemde verzameling, en leveren hoogst belangrijke gegevens op omtrent den toestand van handel, nijverheid, landbouw enz. uit die tijden. 2) blz. 223 en vlg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 29