18
waren de Heeren E. Hoogendiik en P. van Rosmalen van het Alge
meen Rijksarchief en J. Geesink van het Rijksarchief in Overijsel. De
eerste is nimmer lid onzer Vereeniging geweest, de beide ai™ere
zijn het gelukkig gebleven. De Heer Geesink had daartoe ook dubbde
reden want hij is in werkelijken archiefdienst teruggekomen. De
Gemeenteraad van Zwolle heeft hem tot archivaris benoemd met
ingang van 1 Februari. Voor deze post is het le klasse arch.ef-
ambtenaarschap een vereischte; deze benoeming is dus slechts met
dispensatie door den Minister kunnen geschieden. Dat deze in dit
geval verleend is stemt tot voldoening. Zonder haar zou voor het
belangrijke Zwolsche archief stellig nog vele jaren deskundige ver
zorging achterwege zijn gebleven.
De beide commiezen, die slachtoffer der bezu.mg.ng werden
waren de Heer A. Mulder te Middelburg en Mejuffrouw M. van Soest
te Utrecht. De eerste was geen lid der Vereeniging, de laatste is
het tot onze vreugde gebleven.
Tenslotte is aan den heer A. Smink met ingang van 1 lanuan
ontslag verleend als portier aan het Algemeen Rijksarchief. De
beleefde en welwillende man heeft velen onzer in den loop der |aren
aangediend of in het groote archiefgebouw den weg gewezen.
Naast al deze negativa staan, wat het Rijksarchiefwezen betreft,
gelukkig ook enkele positive. Bleef de plaats van Mr. Bvlsma als
archivaris aan het Algemeen Rijksarchief onbezet, die van Dr. Ebell
werd met 1 Augustus, dat wil dus zeggen vier maanden na Dr. Ebell s
vertrek, wederom zulk een langdurig en onbegrijpelijk uitstel, ingenomen
door Jhr Mr D. P. M. Graswinckel, wiens plaats te Arnhem echter
voorloopig vacant zal blijven. Mr. A. R. M. Mommers werd benoemd
tot commies-chartermeester aan het Rijksarchief in Noord-Brabant,
terwijl de Heeren Dr. A. L. Heerma van Voss, Ph. J. C. G. van Hinsbergen
en I. Smit werden bevorderd tot resp. hoofdcommies-chartermeester
en hoofdcommies en Mevrouw van Rheineck Leyssius-Jansen en de
Heer M. D. Lammerts tot commies. Wij wenschen alle genoem en
met deze verbetering hunner positie gaarne geluk.
Groote en bedroevende schade is het Rijksarchiefwezen tenslotte
kort geleden toegebracht moeten worden, toen de Algemeene Rijks
archivaris bij circulaire van 1 Augustus j.l. aan de Rijksarchivarissen
en w n. Rijksarchivarissen in de provinciën had te berichten, dat de
Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen tot z„n leedwezen
had moeten besluiten voorloopig geen inventarissen meer in druk
te doen verschijnen. Zeer ernstige beslissing inderdaad. Wij weten,
dat welgeordende archieven, waarvan slechts een geschreven inventaris
bestaat op den duur niet welgeordend kunnen blijven maar weder
19
tot wanorde vervallen. Wij moeten dus wel van heeler harte hopen,
dat ook deze door noodzaak gedicteerde maatregel niet lang van
kracht zal behoeven te blijven.
Uit het gemeentelijk archiefwezen is gelukkig - minder te
vermelden. Op 1 1 Juni beleefde de archivaris van Dordrecht, de
Heer J. L. van Dalen, den dag, waarop hij een halve eeuw in gemeente
dienst werkzaam was, terwijl Mej. Dr. A. C. Kersbergen van het Rot-
terdamsche archief werd bevorderd tot adjunct-commies. Dat de Heer
Geesink tot archivaris van Zwolle is benoemd werd daareven reeds
vermeld. Alles dus gebeurtenissen van heugelijken aard, waarmede
wij de betrokkenen mogen gelukwenschen. Daar tegenover staat,
dat naar mij ter oore kwam, de positie van den archivaris van
Vlaardingen uit zuinigheidsoverwegingen zeer is verslechterd. Dit is
weer een van die feiten, die ons tot somberheid zouden kunnen stemmen.
Wanneer ik er U thans nog aan heb herinnerd, dat op 24 November
1932 een Kon. besluit is tot stand gekomen betreffende de over
brenging van de registers van eigendomsovergangen, welke in de
jaren 1812 1832 door de maires en gemeentebesturen zijn aangelegd
en bijgehouden met de daarbij behoorende bescheiden naar de
Rijksarchiefbewaarplaatsendat het provinciaal archief van de Minder
broeders te Weert is geplaatst op de lijst der instellingen, waarheen
archivalia moeten worden uitgeleend en dat ons medelid L. J. Boogmans
is benoemd tot eerekannunik van het Hoogwaardig Kapittel, dan is,
meen ik, wel alles vermeld wat in archiefkringen vermeldenswaards
is voorgevallen.
Over onze Vereeniging zelf kan ik verder kort zijn. Wij hebben
vier leden verloren, twee door den dood en twee door bedanken,
waartegenover twee nieuwe leden zijn toegetreden n.l. Mej. M. W.
Jurriaanse te 's Gravenhage en de Heer Mr. W. Le Mair te Sluis, die
ik gaarne welkom heet.
Zoo nadert, Dames en Heeren, het einde van mijn taak. Het beeld
dat ik U mocht geven, vertoont inderdaad weinig opwekkends. Voor
het archiefwezen is heel wat achteruitgang te boeken. En ook voor
de archivisten zijn de tijden moeilijk. Hoe ontstellend is het, dat niet
minder dan 18 archiefambtenaren de le klasse en 45 der 2e klasse
geen of nog geen plaats aan een archief hebben kunnen vinden.
Bovendien zien de tijden er waarlijk niet naar verbetering uit. Het
komend jaar zal stellig nog vele offers van de archieven en van ons
persoonlijk vergen.
Moge daarbij het besef ons sterken, dat zooals ik heb getracht
uit een te zetten, ons mooie werk er een is van nuttigheid en nood
zakelijkheid, een werken voor een toekomst die weer beter zal zijn.