10 de eenige betrokkenen in dezen zijn. en verder, dat anderen, die na hen komen, anders over deze zaak kunnen oordeelen. Het Bestuursvoorstel wordt daarop in stemming gebracht, en met 21 stemmen voor, 6 stemmen tegen en 4 stemmen in blanco aangenomen. De Heer Van de Ven stelt thans voor aan het artikel toe te voegen de woorden: „voor zoover deze daartoe hun verlangen aan het Bestuur kenbaar hebben gemaakt Naar aanleiding daarvan ontspint zich een discussie, waaraan wordt deelgenomen door de Heeren Haga, Baart de la Faille, Van Schilfgaarde, Graswinckel, Beyerman, Unger en den Voorzitter. Als gevolg daarvan wordt op voorstel van Mr. Van Schilfgaarde besloten deze vraag tot de volgende algemeene vergadering aan te houden. Het Bestuur belooft tegen dien tijd een praeadvies in dezen in te dienen. 01 Ten slotte wordt ook de voorgestelde wi]ziging in art. Zl, al. z, zonder stemming aangenomen. Daarop heeft volgens het nieuwe artikel 13 de Bestuursverkiezing Allereerst worden bij acclamatie herkozen'voor een ]aar de heeren Jhr, Mr. D. P. M. Graswinckel en Dr. P. A. Meilink, voor twee jaren de Heeren Dr. A. L. Heerma van Voss en Dr. E. Wiersum. Nadat een vraag van Mej. Visscher, of thans volgens dit nieuwe artikel ook de Heer Moll herkiesbaar is, door den Heer De Bussv en op diens advies door de vergadering bevestigend is beantwoord, wordt de Heer Moll als vijfde bestuurslid gekozen met 24 stemmen, tegen 6 stemmen op den Heer De Bussy en 1 stem op den Heer Bulsma. Bij de daarop gevolgde verkiezing van een voorzitter wordt als zoodanig gekozen Dr. W. Moll met 27 stemmen, tegen 3 stemmen en 1 stem resp. op de Heeren Meilink en Bulsma. Vervolgens wordt uit Deventer en Groningen met groote meerder heid eerstgenoemde plaats voor het houden van de Algemeene Vergadering in 1934 gekozen. Bij de rondvraag brengt Dr. Coster het geval van Vlaardingen ter sprake, waar de archivaris met een bijzonderen achteruitgang van salaris bedreigd werd, en zelfs over de opheffing van het ambt is gesproken. De gemeente-archivaris heeft aan het Bestuur van de Afdeeling der gemeente-archiefambtenaren geen mededeeling van deze voornemens gedaan, zoodat deze niet voor diens materieele belangen kon opkomen. Waarom heeft echter het Bestuur der Ver- eeniging niets in dezen gedaan? 11 De Voorzitter antwoordt, dat het Bestuur evenmin van de ge noemde plannen op de hoogte is geweest. Zoo ja, dan zou het zeker hierin aanleiding gevonden hebben zich tot het gemeentebestuur van Vlaardingen te wenden. Na afloop van de vergadering is daarop onder leiding van den Oriffier der Staten van Zeeland, Mr. B. H. D. Tellegen, en den Districtsbouwkundige, den Heer C. Barentsen, een bezoek aan de Abdijgebouwen gebracht. Een tentoonstelling van afbeeldingen der Abdijgebouwen, speciaal voor deze gelegenheid door Mr. Meerkamp van Embden in het Rijksarchief ingericht, gaf na afloop van deze bezich tiging daaraan nog een bijzonder reliëf. Toespraak van den Voorzitter. Dames en Heeren. Toen op 20 Juni 1894, dus meer dan 39 jaren geleden, Mr. S. Muller Fzn., die groote en onvergetelijke voorman onzer wetenschap, de derde jaarvergadering van deze Vereeniging opende, ving hij aan met de volgende woorden „Niet met opgewektheid M. H.mag ik heden U begroeten, althans niet met onvermengde gevoelens van blijde tevredenheid, wij beieven een slechten tijd". Het vorige jaar werd de een en veertigste Algemeene Vergade ring geopend met een rede, weliswaar niet uitgesproken, maar dan toch gesteld door Prof. Mr. R. Fruin, dien tweeden groote uit den kring onzer Vereeniging, dien wij gelukkig nog in ons midden mogen zien. En zooals ons allen nog in de herinnering ligt ving zijn rede aan met de woorden: „Nog nooit, zoolang als ik jaarlijks op deze plaats verslag kom geven van hetgeen er belangrijks op archiefgebied in het algemeen en op het gebied van onze Vereeniging in het bijzonder in het afgeloopen jaar is gebeurd, heb ik die taak met zoo weinig opgewektheid verricht als dit jaar". En als een der redenen daartoe wordt dan genoemd de slechte staat van 's lands financiën en de daardoor noodig geworden bezuinigingen ook op archiefgebied, alweer dus de slechte tijd. Merkwaardig parallelisme inderdaad met een tusschenruimte van meer dan een half menschenleven. Maar de slechte tijden van 1894 waren moeilijk op geheel andere wijze, dan die van heden. In Muller s magistrale rede, waarvan ik U daareven de eerste zinsnede citeerde, een rede die met den pakkenden titel Pro Domo nog steeds de lezing overwaardig is, wordt uiteengezet waarom de tijden in 1894 slecht waren. Zij waren het niet zoozeer in het algemeen plaats. i i_i i) Het Huishoudelijk Reglement, zooals het thans na bovenvermelde besprekingen laatstelijk is gewijzigd, vindt men afgedrukt hierna, blz. 20 vlg.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1934 | | pagina 11