176
177
Rijksarchief in Noordholiand. Behalve van de overplaatsing van
den Archivaris Jhr. Mr. B. M. DE [ONGE VAN ElLEMEET naar het Rijksarchief te Utrecht
zoowel aan hem als aan den, zooals ook reeds in onze vorioe aflevering werd ver
meld, met 1 Januari afgetreden binder S. OTTER werd resp. op 2 Januari en op 31
December door de ambtenaren een geschenk aangeboden maken wij gewag voor
eerst hiervan, dat de plaats van Rijksarchivaris in Noordholland voorloopig niet zal
worden vervuld, en dat de waarneming van die post tijdelijk is opgedragen aan den
chartermeester Drs. R. D. BAART DE LA FAILLE, en verder, dat de Heer BAART DE
LA Faille door Gedeputeerde Staten in de plaats van Jhr. DE JONGE VAN ELLEMEET
is benoemd tot Inspecteur van de gemeente en waterschapsarchieven
in Noordholland, en door den Minister van O., K. en W. in plaats van den
zelfde tot Beheerder der Historische vertrekken in het Paviljoen
Welgelegen.
Rijksarchief in Zeeland. - Bij Kon. Besluit van 6 Mei l.l. is de Heer
M. D. LAMMERTS met ingang van 1 Juli 1933 bevorderd van Adjunct-commies tot
Lommies. In de plaats van J. N. KOEGLER is met ingang van 1 lanuari 1933 benoemd
tot concierge-binder H. LeUNIS te Terneuzen.
Naar de dagbladen meldden is ook aan dit Rijksarchief een kleine WILLEM VAN
ÜRANIE-Tentoonstelling gehpuden.
Rijksarchief in Utrecht. - Bij Kon. Besluit van 31 December 1932 is
in de plaats van Dr. K. HEERINGA met ingang van 1 Januari 1933 benoemd tot
Rijksarchivaris Jhr. Mr. B. M. DE JONGE VAN ELLEMEET, Rijksarchivaris in Noordholland,
te Haarlem. Voorts werd bij Kon. Besluit van 14 lanuari 1933 aan Mej. M. J. VAN SOEST
op haar verzoek met ingang van 1 Januari d.t.v. eervol ontslag verleend als commies.
Ook deze plaats zal niet worden vervuld. Ter gelegenheid van het aftreden van
Dr. HEERINGA en Mej. VAN SOEST had op 31 Decernber in het Rijksarchief een
intieme afscheidsplechtigheid plaats, waarbij de chartermeester Mr. R. VAN ROYEN de
tolk was van archiefambtenaren en bezoekers van het archief om beiden hartelijk te
danken voor hetgeen ieder op zijn en haar wijze voor het archief was geweest. Een
uitvoerig verslag van het daar gesprokene komt voor in het Utrechtsch Provinciaal en
Stedelijk Dagblad in dato. Bovendien wordt, behalve dat de N. R. C. van 1 lanuari in
zeer waardeerende woorden Dr. HEERINGA bij zijn aftreden herdacht, in het Utreehtsch
Provinciaal en Stedelijk Dagblad van 24 December 1932 een van groote bewondering
getuigend artikel aangetroffen, onderteekend „W, A. F. B."
Bij Kon. Besluit van 6 Mei 1933 is met ingang van 1 Januari d.t.v. de Heer
PH. I. C. G. VAN HlNSBERGEN bevorderd van commies tot hoofdcommies.
Rijksarchief in Friesland. Bij Kon. Besluit van 1 Mei is met ingang
van 1 Augustus 1933 de Heer Dr. A. L. HEERMA VAN VOSS bevorderd van commies
tot hoofdcommies.
Rijksarchief in Over ij se I. In onze vorige aflevering maakten we
reeds melding van het met ingang van 1 Januari 1933 aan Dr. M. SCHOENGEN als
Rijksarchivaris, en aan den Heer GEESINK als hoofdcommies op hun verzoek verleende
eervol ontslag. W^e kunnen hieraan nog toevoegen, dat ook deze plaats van Rijks
archivaris voorloopig niet zal worden vervuld, en dat aan den chartermeester Mr. A.
HaGA de tijdelijke waarneming van het archivaris-ambt is opgedragen. Verder, dat,
gelijk in de Prov. Overijselsche en Zwolsche Courant van 2 lanuari 1933 uitvoerig is te
I n V verzuim qoed te maken, dat wij n.i. nog niet vermeldden, dat 31 Augustus
Dr. N. rlEEKlNGA de Officiersorde van Oranie Nassau mocht ontvangen.
lezen, op Zaterdag 31 December Dr. M. SCHOENGEN bij monde van Dr. A. TEN
DOESSCHATE, en van Dr. P. J. M. VAN C'fLS is gehuldigd voor hetgeen hij voor het
wetenschappelijk publiek als archivaris is geweest. Op 2 Januari had het afscheid van
Dr. SCHOENGEN en den Heer GEESINK op het Rijksarchief plaats. De chartermeester
Mr. HAGA sprak de scheidenden toe en bood beiden namens de ambtenaren een blijvend
aandenken aan.
Rijksarchieven in Groningen en in Drente. Op 3 April 1933 overleed
de Rijksarchivaris Dr. H. A. POELMAN. Het is ons een voorrecht te kunnen melden, dat
ons voor de volgende aflevering een In memoriam is toegezegd van de hand van Dr. H.
P. COSTER, dengene onzer collega's, die in de latere jaren wel het meest met den
overledene in aanraking kwam. De begrafenis had Vrijdag 7 April op „Rhijnhof" bij
Leiden plaats onder groote belangstelling uit archiefkringen. Aan de geopende groeve
hebben achtereenvolgens Mr. R. BlILSMA, Algemeen Rijksarchivaris, Drs. A. BROUWER,
chartermeester te Groningen, Dr. H. P. COSTER, gemeente-archivaris aldaar. Dr. W. MOLL,
Voorzitter onzer Vereeniging, Dr. A. L. HEERMA VAN VOSS, chartermeester te Leeuwarden,
alwaar de overledene gedurende korten tijd Rijksarchivaris was, de Heer M. BRAAKSMA
van de Provinciale- en de Buma-bibliotheek te Leeuwarden en ten slotte Mr. M. KOPPIUS
namens het juridisch-historisch genootschap „Pro Excolendo Jure Patrio" te Groningen
het woord gevoerd.
Gemeente-archieven.
Gemeente Dordrecht. Op 11 |uni l.l. heeft de archivaris de Heer
L. VAN DALEN onder vele blijken van belangstelling mogen herdenken, dat hij
gedurende 50 jaren in gemeentedienst werkzaam was.
Gemeente Rotterdam. Mej. Dr. A. C. KERSBERGEN is bevorderd tot
adjunct-commies.
Gemeente Zwolle. In de Raadsvergadering van 26 Januari 1933 is de
Heer J. GEESINK met ingang van 1 Februari d.a.v. benoemd tot archivaris der gemeente.
We meenen goed te doen hier eerst het voorstel van B. en W., daarna het des
betreffende raadsverslag ontleend aan de Prov. Overijselsche en Zwolsche Courant,
resp. van 2 en 10 lanuari, in extenso te doen volgen. Het voorstel van B. en W.
luidde aldus:
„Sinds meer dan 20 jaren wordt het beheer van het oud-archief dezer
gemeente gevoerd door den secretaris, die daarin wordt bijgestaan door een
ambtenaar, die vroeger bij het archief is werkzaam geweest en wel van 1898 -1909.
Het is duidelijk, dat deze ambtenaar bij de onderzoekingen, die hij in het archief
heeft te verrichten en bij de hulp, die hij aan bezoekers heeft te verleenen,
in steeds meerdere mate moet afgaan op zijn geheugen. Bovendien eischt de afd.
onderwijs en alg. zaken, aan het hoofd waarvan hij is geplaatst, zoozeer zijn aandacht,
dat hij nagenoeg geen tijd aan het archief kan besteden. Het behoeft geen betoog,
dat in een oude stad als de onze, de verzorging van het archief, terecht wel eens
„het geheugen der stad" 'genoemd, aan daartoe bekwame handen dient te zijn toe
vertrouwd. De bovengeschetste toestand kan er op een gegeven oogenblik toe leiden,
dat rechten der gemeente, waarvoor de bewijsstukken in het archief aanwezig zijn,
teloor gaan, omdat niet een ambtenaar aanwezig is, die er van op de hoogte is, welke
stukken voor een bepaald geval geraadpleegd moeten worden, of die althans beschikt
over de kennis en over den tijd, om daarnaar een onderzoek in te stellen. Bovendien
is het, uit wetenschappelijk oogpunt beschouwd, niet verantwoord dat een zoo belang
rijk archief als onze gemeente bezit wordt beheerd op een wijze, als dat tengevolge van
het ontbreken van een archivaris alhier geschiedt. De aanstelling van een gemeente-