82
Ik denk nu nog niet eens aan dat deel onzer ambtstaak, waar
over ik in den aanvang sprak, nl. het maken van regesten. Ook hier
voor vindt de gebruiker, die de rechtshandeling zoo juist mogelijk
in eigen bewoordingen wil weergeven, in het werk een uitnemend
hulpmiddel te zijner oriëntatie. Om een enkel voorbeeld te noemen,
de vervaardiger van regesten zij er wel op bedacht, dat men in
vroegeren tijd de begrippen erfpacht en grondrente, in ons Burgerlijk
Wetboek onderscheiden, niet uit elkaar hield (blz. 211). Dan liepen
in vroegeren tijd strafrecht en burgerlijk recht soms ineen het niet-
nakomen eener contractueele bepaling werd als een strafbaar feit
beschouwd (blz. 334).
Als toelichting tot het Kort Begrip zijn in 1924 en 1926 twee
deelen met Bewijsstukken verschenen, waarin voor de verschillende
gewesten oorkonden uit jongeren en ouderen tijd zijn afgedrukt.
Naar mate onze inventariseeringsarbeid en daarmede het maken van
regesten meer voortgang vindt, zullen deze Bewijsstukken wellicht
kunnen worden uitgebreid en door nog duidelijker de theorie toe
lichtende stukken kunnen worden vervangen. In elk geval geven zij
eene belangrijke aanvulling tot den tekst, omdat eene collectie als
deze nog nooit is gemaakt, en de gebruikers anders hunne bewijs
stukken van vele plaatsen moeten halen.
Het 1e deel bevat eene kaart der verschillende rechtskringen in
Friesland, Groningen en Drenthe, het 2e dergelijke kaarten voor
Overijsel en Gelderland, Holland en Utrecht, benevens Zeeland en
de Brabantsche Generaliteitslanden. Op de kaart van Gelderland
zouden wellicht bij eenen volgenden druk de z.g. Kleefsche enclaves
wat duidelijker kunnen worden aangegeven, omdat hier vreemd recht
werd toegepast, al behooren zij ook tot de tegenwoordige provincie
Gelderland, welker gebieden door de onder F opgenomen bewijs
stukken heeten te worden bestreken. Hetzelfde geldt mutatis mutandis
voor de enclaves in Brabant.
De tijdsomstandigheden zijn weinig gunstig voor de uitbreiding
en aanvulling onzer archiefbibliotheken, en, nieuw aangeschaft, is het
hierboven aangekondigde werk vrij kostbaar. Toch zou ik het gaarne
in onze bibliotheken aanwezig willen zien om naast het reeds meer
dan 25 jaren oude standaardwerk van Fockema Andreae als handboek
en naslagwerk te worden gebruikt.
A. J. VAN DE VEN.
83
Omstandigheden, van mijn wil onafhankelijk, beletten tot mijn
spijt mij reeds eerder' in dit blad bovenstaand proefschrift aan te
kondigen. Dit spijt mij te meer, omdat de schrijver een naar mijn
meening goed proefschrift gaf, dat de belangstelling van hen, die
de geschiedenis van het recht beoefenen, alleszins verdient.
Gelijk de titel aanduidt, is de studie gewijd aan het recht van
Leiden en wel zooals het in de Keurboeken uit de 15e en 16e eeuw
en dat van 1658 is beschreven, en verder uit de stukken van het
Leidsche archief gekend wordt en in zijn toepassing te aanschouwen
is. Waarmede reeds gezegd is, dat de schrijver zijn bronnen vond
niet alleen in de gedrukte verzamelingen, doch eveneens in onuitge
geven materiaal, hetgeen de waarde van zijn boek belangrijk verhoogt.
De schrijver laat aan zijn eigenlijk onderwerp voorafgaan een
bespreking van en toelichting bij zijn bronnen, alsmede een nieuw
onderzoek van den datum van ontstaan van de Leidsche Keurboeken.
Daarop volgt een korte, meer algemeen gehouden, omschrijving van
„onroerende zaken", meer algemeen, omdat zij niet tot het Leidsche
recht in strengen zin beperkt is. Ik mogè hierop de aandacht vestigen,
omdat de schrijver hier zich als een goed en nauwkeurig rechts
historicus doet kennen. Vermelden wij nog, dat aan het slot van het
proefschrift een vrij uitvoerige behandeling wordt gegeven van het
jaarding of poortding, naar mijn meening te prijzen óók om haar meer
algemeene, niet uitsluitend tot Leiden beperkte strekking. De slot
som van het onderzoek is: dat in Leiden een jaarding of poortding
voor onroerend goed niet te constateeren is. Buiten schrijvers onder
werp ligt een dan nog volgende slotbeschouwing over het poortding
„om scade of scoude", welke niettemin met belangstelling en leering
gelezen zal kunnen worden. Al betreft het hier aan zijn eigenlijk
onderwerp slechts in de verte verwant zijnde vragen, niettemin is
dit alles zoo goed behandeld, dat wij er den schrijver dankbaar voor
moeten zijn.
Blijft ons hiernaast een verhandeling over verkoop en levering
van onroerende zaken, een kleine honderd bladzijden vullend, als de
eigenlijke inhoud van het proefschrift. Het is niet de bedoeling hier
van te dezer plaatse een uitvoerig verslag te geven, waartoe de met
ampele bronnenuitspraken gepaard gaande behandeling zich ook niet
goed leent. Naar mijn meening toont de schrijver zich een zorg
vuldig zoekend en nauwkeurig beschrijvend historicus, wiens stijl in
veelal korte zinnen het volgen van zijn betoog gemakkelijk maakt.
W. Verburgt. Levering ven onroerende zeken te Leiden (Proef
schrift-Leiden 1930). Boekh. en Drukkerij voorh. E. Brill, Leiden.