38
van kerkgeschiedenis heeft - iets anders dan Middeleeuwsche kerke
lijke instellingen beschrijft de archieven van de Nederlandsche
Hervormde Kerk natuurlijk veel beter dan een onderwijzer, die belangrijke
studies over de geschiedenis dier corporatie heeft geschrevenDaar
tegenover is een andere opvatting mogelijk: ieder archivist is t.a.v.
een bepaald archief eerste of tweede klasser; de studierichting
bepaalt voor welk archief men het meest geschikt is,
in welk geval men dus eerste-klasse werk mag verwachten. Wil men
dit met aanvaarden, dan moet men, conseguent voortredeneerend, tot
de gevolgtrekking komen, dat, afgezien van het imponderabiele van
de academische vorming, alle drie de facultaire wegen met de vele
zijpaden naar het doel leiden, m.a.w. dat kennis van rechten, letteren
of theologie gemist kan worden. Men schaffe dan alle voorbereidende,
in dit geval doctoraal-studie af, late de oud-gymnasiasten dadelijk
het radicaal der eerste klasse verwerven, en stoppe de rest in de
vergaarbak der tweede klassers.
Na als mijn gevoelen uitgesproken te hebben, dat de thans be
staande indeeling der ambtenaren intrinsiek onjuist is, en door de
hoovaardigheid der benamingen minder prettig aandoet, geloof ik
verder dat ze onrechtvaardig is. Wanneer ik b.v. in De Archiefwet
1918, tweede stuk, blz. 32, lees, dat men voor het archiefexamen
der tweede klasse voor geschiedenis vrijstelling kan verkrijgen na
overlegging van een diploma, „waaruit blijkt, dat men met vrucht
onderwijs er in genoten heeft", en dat „zulk een diploma natuurlijk
in de eerste plaats (zal) zijn dat in de geschiedenis, vermeld in artikel 74
der wet op het middelbaar onderwijs", maar dat „ook de diploma's
van eindexamen van het gymnasium of de Hoogere Burgerschool in
aanmerking" komen, - dan vloeit mijn hart niet over van dankbaarheid
voor deze gelijkstelling van zulke ongelijksoortige wezens van leeraar
en (pas ex-) leerling, maar zou ik gaarne het oordeel vernemen over
een aldus min of meer analoog gefantaiseerde regeling Tot het examen
voor consulair ambtenaar der eerste klasse wordt men alleen toege
laten na een geslaagd doctoraal examen in de handelswetenschappen.
Bij het examen voor consulair ambtenaar der tweede klas zijn voor
vakken Staatsrecht en Staathuishoudkunde natuurlijk de doctoren
in de Staatswetenschappen vrijgesteld, maar ook kan men daarvan
ontheven worden na de H. B. S. of hoogere handelschool doorloopen
te hebben. Als de consulaire school (die alleen dient voor opleiding
van consulaire ambtenaren der eerste klasse) heropend wordt, zullen
de doctoren in de Staatswetenschappen, die dingen naar het consulair
radicaal der tweede klasse, van de lessen uitgesloten worden, opdat
zij het peil van het onderwijs niet zullen drukken.
39
Als men in De Archiefwet 1918, tweede stuk, blz. 53, tegenkomt:
„Wie dus als wetenschappelijk archiefambtenaar der eerste klasse
bij het Rijk in dienst treedt, begint zijn loopbaan als commies en kan
opklimmen tot Algemeen Rijksarchivaris; wie zonder dat radicaal te
bezitten, de Rijksarchiefloopbaan volgen wil, kan beginnen als klerk,
en na bij het examen voor de tweede klasse der wetenschappelijke
archiefambtenaren te zijn geslaagd, geleidelijk bevorderd worden tot
adjunct-commies, commies en hoofdcommies dan is de conse-
guentie hiervan, dat een historisch doctorandus begint als commies,
een leeraar M. O. Geschiedenis plus Staatswetenschappen1) plus
d. e. t, als klerk (thans adjunct-commies, die pas na pl.minus
16 jaar commies wordt)! Niet alleen komt de laatste dus veel later
in dienst dan zijn collega tweede-klasser, die hoogstens middelbaar
onderwijs genoot, en staat hij dus lager in rang dan deze maar
bovendien belandt hij bij een categorie, waarin hij zich als gestudeerd
man niet gemakkelijk behagelijk zal voelen, nu andere gestudeerden
in hooger regionen terecht zijn gekomen. Gezwegen nog maar van
de geldelijke nadeelen
Ten slotte: Waarom geldt voor middelbare historici niet, wat
bij de tegenwoordige regeling wèl bij academische literatoren, juristen
en theologen ondersteld wordt:2) „Het spreekt van zelf, dat ik vol
komen begrijp, dat historische kennis en historisch aanvoelen niet
slechts in het algemeen, maar in het bijzonder voor het tijdvak en
van het gebied, waarover het te beschrijven archief loopt, noodig
is; het spreekt ook van zelf, dat die kennis en dat inzicht door en bij
de ordening en de behandeling van het archief nog worden uitgebreid;
dat is ook nuttig, want die kennis kan later te pas komen om
inlichtingen te geven aan bezoekers of correspondenten. Het ligt
ook voor de hand, dat de archivaris over datgene, wat hij bij de
ordening van een archief ontdekt heeft, en dat over het een of
ander punt der geschiedenis een nieuw licht verspreiden kan, een
artikel schrijft"?
STEUR.
Ik noem hier opzettelijk het staatsrecht en de oeconomie met name, omdat
de historisch doctorandus, na een studietijd van vijf jaren, in zijn hoofdvak en in deze
twee bijvakken het jus docendi kan hebben, terwijl de studie voor de middelbare
bevoegdheden in deze drie vakken tezamen minstens zes jaren vergt, waarin het
geheele terrein dieper afgegraven wordt en een rustpoos (kwijtschelding der studiestof
na geslaagd tentamen) niet bestaat. Arbeidsinspectie zou hier geen overtollige weelde zijn
2) Archievenblad 1931—1932, blz. 20.