126
herkomst niet te ver doorvoeren en b.v. van de retroacta van een
eigendomsbewijs van een goed, die met het goed in het bezit van een
klooster o.a. gekomen zijn, niet een afzonderlijk archiefje willen vormen,
omdat de herkomst van deze stukken uit eene bepaalde familie niet
dezelfde is als die van de andere oorkonden van het klooster. Hij
komt tot de conclusie: „Als Provenienz gilt in der Regel die Amts-
stelle, welche die Akten an das Archiv abliefert." Dat schijnt mij
volkomen juist, als men daarmede zijne tweede conclusie, „dass
gemass dem Provenienzgrundsatz alle Registraturen (d.i. de oude
archiefindeeling) nach Möglichkeit in ihrem einheitlichen Bestande zu
erhalten sind", verbindt. Wanneer dus het archieffonds, dat in de
bewaarplaats wordt ondergebracht, zelf uit de versmelting van meer
fonds is ontstaan, dan wordt de vraag, of men die laatste fonds
afzonderlijk beschrijven en bewaren moet, hierdoor beantwoord, of
in het fonds, dat naar de archiefbewaarplaats overgebracht is,
de verschillende fonds, die het hebben helpen vormen, afzonderlijk
gehouden waren, dan of zij onderling versmolten waren en vergroeid.
Schulze roert ook de vraag aan, wat er moet geschieden, als
tengevolge van gebiedsafstand stukken betreffende het afgestane
gebied door den nieuwen heerscher opgevorderd worden. Hij komt
daarbij volkomen terecht tot deze conclusie: „Es können danach
(d.w.z. volgens het beginsel, dat men een oud-archief niet verdeelen
moet) bei Gebietsabtretungen von vornherein auch nur die in dem
betreffenden Gebiete entstandenen Registraturen (archieven) der Abtre-
tung unterliegen. Die Akten einer ausserhalb liegenden Zentralver-
waltung bleiben stets unangetastet." Minder beslist laat zich dr. Engel
(Territorialanderung und A r c h i v a 1 i e n f o 1 g e blz. 78 vlg.)
over deze zaak uit; hij komt tot de conclusie: „Der Grundsatz, dem
Rechtsnachfolger Urkunden und Akten auszuliefern, ist eine staats-
rechtliche und finanzpolitische Notwendigkeiter kann jedoch seinen
Sinn verlieren, wenn er auf geschlossene Archivbestande, die langst
dem laufenden Geschaftsverkehr entzogen sind, angewandt wird."
Het komt mij voor, dat de schrijver hierbij uit het oog verliest, dat
vele stukken door afschriften en photo's te vervangen zijn.
De vraag, of de archieven in het bijzonder de gemeente
archieven zich ook moeten bezighouden met het verzamelen van
de archieven van particuliere vereenigingen en andere stukken, waarin
het plaatselijke leven en verkeer tot uiting komt, wordt tegenwoordig,
nu het vereenigingsleven zoo op den voorgrond treedt, meermalen
aangeroerd. Ook dr. Armin Tille (Soil das Archiv Gegenwarts-
stoff sa mme In? blz. 237 vlg.) ziet deze vraag onder de oogen,
en hij beantwoordt haar bevestigend. Ik kan mij die opvatting.
127
voornamelijk als het plaatselijke archieven betreft, begrijpen. Toch schijnt
zij mij eigenlijk onjuist, omdat zij m.i. van eene verkeerde opvatting
van wat een archief eigenlijk is, uitgaat. Dat men, toen men nog de
opvatting huldigde, dat een archief eene verzameling stukken was,
waaruit men de geschiedenis van een land of eene stad leerde kennen,
gemeend heeft het archief met dergelijke verzamelingen aan te vullen,
is te begrijpen. Wie zich echter aan paragraaf 1 der Handleiding
houdt, die weet wel, dat diergelijke collecties niet tot het corpus
van het archief behooren. Voor zoover er particuliere archieven
onder zijn, is het natnurlijk een ander geval; maar zelfs voor die
is de plaatselijke archiefbewaarplaats niet, zooals voor de openbare
archieven, de aangewezen bewaarplaats. Dit neemt niet weg, dat
b.v. het aanleggen van eene verzameling aanplakbiljetten en affiches,
zooals in mijne jonge jaren de archivaris van Leiden er eene gevormd
had, of van op de provincie betrekking hebbende prentbriefkaarten,
zooals ik indertijd als Rijksarchivaris in Zeeland ondernomen heb, zijn
nut kan hebben. Maar men houde diergelijke verzamelingen streng
gescheiden van het archief en stelle ze op ééne lijn met de archief-
bibliotheek. Een andere medewerker (dr. Gröger, Neuzeitliche
Aufgaben grösserer Stadtarchive blz. 108) verlangt, dat
de gemeentearchivaris tevens geschied- of kroniekschrijver zijner stad
is. Bij ons treft men ook meestal achter in de jaarboekjes, waarvan
de archivaris redacteur is, zulke jaarlijksche kronieken aan; maar de
samenstelling er van is tot dusverre nergens tot de ambtsplicht van
den archivaris gerekend, ofschoon men, als men den archivaris tot
historicus maakt of tot een handlanger van den historicus verlaagt,
daartoe logisch komen moet.
Ook het gebruik der achieven door genealogen is in de Archiv-
studien behandeld. Dr. BuïTE wijdt er een artikel (Archive und
Familienforschung blz. 61 vlg.) aan, waarin o.a. ook het feit ter
sprake komt, dat men bij het geven van „familiengeschichtliche"
inlichtingen, in tegenstelling tot andere, vaak hoogere leges heft. Op
verscheidene plaatsen in Duitschland kent men ook het hier te lande
geldende systeem om kleine en gemakkelijk te geven inlichtingen
kosteloos te verstrekken, maar, zoo inlichtingen verlangd worden, die
een uitvoerig onderzoek vereischen, den verzoeker naar een genealoog
van professie te verwijzen. Ongelukkig schijnt men in den laatsten tijd
te trachten dat systeem tegen te werken, door telkens met kleine
aanvragen te komen en, zijn die opgelost, weer met nieuwe, gedachtig
aan de spreuk, dat vele kleintjes een groote maken.
Dr. Voges breekt eene lans voor het opnemen der doop- en
trouwboeken in de archieven (blz. 254 vlg.). Blijkbaar heeft de kerk