124
Wanneer er dan ook onder de lezers van dit blad
zijn, die meenen, dat het gewenscht is, dat van een
of ander voorval in de plaats hunner inwoning eene
opname gemaakt wordt, laten zij het ons dan even
berichten, p. a. de Heer D. S. van Zuiden.
Daarbij dient dan altijd in het oog gehouden te worden, dat de
film, in tegenstelling met de fotografie, dient om iets vast te leggen,
dat in beweging is en door die beweging zijn eigenaardige bekoring
als document kan krijgen, bijv. druk verkeer, folkloristische spelen enz.
Indien dit eenigszins mogelijk is en niet al te zeer drukkend voor
de financiën van onze vereeniging, die zeer dringend versterking
behoeven, zullen wij dan trachten den heer Nikerk te zenden tot het
doen van de opname.
Daardoor zullen actualiteiten uit het geheele land voor het nage
slacht in het N. C. F. kunnen worden bewaard.
D. S. VAN ZUIDEN.
Boekbespreking.
Dr. W. Lippert is van 1919 tot 1928 Direktor van het Hauptstaats-
archiv te Dresden geweest. Hij heeft dat archief, dat hij door en
door kende, op uitnemende wijze beheerd en het den goeden naam,
dien het zich onder de leiding van Posse tot ver buiten de grenzen
van Duitschland verworven had, weten te doen behouden. Zijne talrijke
geschriften, die in het werk, welks titel hierboven staat afgeschreven,
blz. 167 vlg., door een zijner voormalige medewerkers dr. Naumann
opgenoemd zijn, getuigen van zijn onvermoeid werken, en zijne beschrij
ving van de geschiedenis van het Hauptstaatsarchiv Das sachsische
Hauptstaatsarchiv, sein Werden und Wesen, 1e uitgave 1922, 2e veel
uitgebreide uitgave 1930) getuigt van zijne liefde tot zijn vak en zijn
ambt. Geen wonder dus, dat velen zijner medewerkers en vereerders
zich bij zijn 70en verjaardag vereenigd hebben en hem de bovenstaande
archiefstudiën, waartoe enkele hunner bijdragen hebben geleverd,
hebben opgedragen. Reeds de titel van dit boek wijst de hoofd
richting van L.ippert's werkzaamheid aan. Archivstudien heet het, en
inderdaad bevat het nagenoeg uitsluitend opstellen op het gebied
der archivistiek. Ik geloof wel, dat het in dat opzicht een unicum
mag genoemd worden.
125
Het werk omvat 29 bijdragen van verschillende Duitsche archi
varissen (meerendeels Reichsdeutschenmaar dr. Bittner uit Weenen
is er ook onder), en hoewel uit den aard der zaak niet alle opstellen
voor ons, Nederlanders, even belangrijk zijn en verscheidene opstellen
daarvoor eene te sterk lokale kleur of een te bijzonder karakter
dragen, meen ik toch op het werk de aandacht te mogen vestigen
en daarbij in het bijzonder enkele punten naar voren te mogen brengen.
Dr. Kaiser, die indertijd de Handleiding in het Duitsch vertaalde,
heeft een opstel gewijd aan Das Provenienzprinzip im fran-
zösischen Archivwesen (blz. 135 vlg.), waarin hij er op wijst,
dat het beginsel van le respect des fonds, hoewel reeds in 1841
door De Wailly uitgesproken en aanbevolen, nog slechts zeer onvol
komen in de Fransche archieven wordt toegepast, meer nog in de
departements- en gemeentelijke archieven, die tot aan het optreden
van het herkomstbeginsel vrijwel niet geordend waren, dan in de
Archives nationales, die aan de wet van 1796 onderworpen waren
geworden en dus reeds methodisch (d.w.z. willekeurig, gelijk Kaiser
terecht opmerkt), waren ingedeeld, zonder dat op de herkomst vol
doende was gelet. In het bijzonder wijst de schrijver op het onder
scheid, dat z.i. bestaat tusschen het Fransche „classement par fonds"
en het Duitsche „Provenienzprinzip"; het laatste heeft volgens hem
de beteekenis, dat niet slechts tusschen de verschillende fonds geene
versmelting geoorloofd is, maar dat ook in elk fonds de oude orde
gehandhaafd moet worden.
Of die laatste tegenstelling wel geheel juist is, meen ik te
moeten betwijfelen op grond van hetgeen dr. Schulze in zijne Ge-
danken zum „Provenienzgrundsatze" (blz. 225 vlg.) uit het
in 1881 in Pruisen uitgevaardigde „Regulativ für die Ordnungsarbeiten
im Geheimen Staatsarchiv" mededeelt. In paragraaf 2 wordt daar
gezegd„Die Aufstellung des Geheimen Staatsarchivs erfolgt nach
der Provenienz seiner Bestande", en in paragraaf 4: „Innerhalb der-
selben (Repositur) werden die Akten in der Ordnung und mit den
Marken belassen, die sie im Geschaftsgange der betr. Behörde erhalten
haben." Het eerste beginsel noemt Schulze het Provenienz- het tweede
het Registratur-prinzip. Deze tegenstelling schijnt mij juister dan die
van Kaiser tusschen respect des fonds en Provenienzprinzip.
Ook overigens maakt Schulze verscheidene juiste opmerkingen.
Hij zegt o.a.men moet de onderscheiding der archivalia naar hunne
Van Imhoffstraat 50, Den Haag.
Archivstudien zum siebzigsten Geburtstage von Woldemar Lippert
herausgegeben von Hans Beschorner Dresden 1931.
Een duidelijk voorbeeld van Het bezwaar, aan zulk eene methodische indeeling
verbonden, haalt KAISER aan; volgens die laatste worden b.v. de eigendomsbewijzen
van kloostergoederen ingedeeld volgens de plaatsen, waar de goederen gelegen zijn,
zoodat het onmogelijk is van het goederenbezit van een bepaald klooster een indruk
te ontvangen.