Iets over Kloosterarchieven. 118 Een secretarie moest het dus worden, niet alleen een archief bewaarplaats. Er ontstond een overwelfd vertrek, dat door een extra- verzekerde deur met de baljuws-vierschaar in verbinding stond en waarvan het raam met tralies voorzien was. De kamer was schijnbaar rondom beschoten, en had tot berging der stukken een afsluitbare kast en eenige planken aan den wand. Voor de bewaring van zaken van waarde diende een (van het hoogheemraadschap Rijnland over genomen) kist, die op een onderstel met rollen was gezet. Een latafel, een tafel op schragen, eenige „schabellen", stoven, een kapstok en eenige tinnen borden aan den wand voltooiden het meubilair. Door dit alles was de begrooting met meer dan de helft over schreden, doch het werk droeg de volle tevredenheid der opdracht gevers weg; baljuw en mannen vereerden aan den secretaris, als erkentenis zijner goede diensten in dezen, een glas met zilveren voet. En als tastbaar blijk van de doelmatigheid der getroffen maatregelen kan het feit dienen, dat het archief van het baljuwschap Rijnland van dien tijd af tot op heden goed bewaard is gebleven. Niet alzoo de in 1580— 1582 gebouwde en ingerichte bewaarplaats. De vertrekken in het „huis van Deyman", die het baljuwschap in gebruik had (ter plaatse, waar wij het bureau van den gemeente ontvanger hebben gekend), moesten in 1605 ten behoeve van andere diensten worden ontruimd; het baljuwschap verhuisde naar den nieuwen vleugel, het latere politie-bureau waar de baljuwsvierschaar en -secretarie tot aan de opheffing der oude rechterlijke instellingen zijn gebleven. De rechtbank, die het archief van het baljuwschap overnam, huisde onder hetzelfde dak, namelijk in de voormalige schepenzaal en de aangrenzende vertrekken. Voor het eerst verliet het genoemde archief dus het stadhuis, toen het naar het Algemeene Rijksarchief werd overgebracht. Dit transport, reeds van 1853 af voorbereid2), kan nog niet voltooid worden genoemd; zoo berust een protocol van de jaren 1528—1535 thans nog in het Leidsche gemeente-archief. Het is nauwelijks noodig eraan te herinneren, dat de brand van 12 Februari 1929 met het geheele inwendige van het stadhuis ook al de hier besproken vertrekken heeft vernield. S. J. FOCKEMA ANDREAE. Mr. Dr. C. OVERVOORDE. Uit de geschiedenis van het Raadhuis te Leiden (z. j.1 blzn. 9. 17, 41-43, 52, 54. 2) P. F. HUBRECHT, De onderwijswetten in Nederland en hare uitvoering, Vijfde Afd., II, b|. 174—180; Overzigt van het Nederlandsche Rijks-archief, I, bl. 230 231. 119 Een dezer dagen ontving ik het volgend boek, dat voor mij een aanleiding is iets over kloosterarchieven te zeggen: Theologische en Ph/losophische Theses gedurende de 17c en 18c eeuw verdedigd in verschillende kloosters van de Nederduitsche Minderbroedersprovincie, verzameld en met een voorrede uitgegeven door Fr. Dalmatius van Heel O. F. M. (212 blz. Den Haag 1931Een beoordeling van het werk gaarne overlatend aan hen, die in de gelegenheid zijn de openbare zowel als biezondere boekerijen te Brussel, Parijs en elders te be zoeken, waar ongetwijfeld nog vele dergelike theses onder het stof liggen, wijs ik er allereerst op, dat pater D. van Heel de theses, die hij uitgaf, te Antwerpen, Megen, Woerden enz. in biblioteken vond, maar te Weert in het archief der Minderbroeders. Hier blijkt voor een archivaris weer onmiddellik de verkeerde voorstelling, die men zich sedert eeuwen nog altijd van een archief maakt: 'n verzameling zeldzame geschriften en geschiedbronnen. Men sta mij toe hierop wat nader in te gaan. Kennen de be heerders van openbare archieven tegenwoordig over het algemeen wel de eisen van archiefekonomie, dank zij de Ecole des Chartes, de zeer verspreide Handleiding van Muller, Feith en Fruin, het rusteloos ijveren van laatstgenoemde voor een juist archiefbeheer en de weten- schappelike opleiding, welke de Nederlandse Rijksarchiefschool aan verscheidenen gegeven heeft? De meeste, zo niet alle klooster- archivarissen leven nog altijd in een achttiend' eeuwse sfeer en bewaren dus zorgvuldig in hun archiefdepots alle geschreven stukken zonder onderscheid en bovendien verscheidene gedrukte stukken, zonder zich af te vragen, of zij er werkelik in thuis horen. Hand schriften vooral heten „archiefstukken"; daarom vindt men allerlei kronieken, necrologia, preken, ascetiese traktaten in de archiefdepots van kloosters. In het archiefdepot van de Nederlandse Minderbroeders zijn zelfs, zoals wij reeds zagen, verscheidene gedrukte theses terecht gekomen, dat zijn handleidingen voor hen, die de wijsgerige en godge leerde twistgedingen bijwoonden. Ik behoef voor de vakkundige lezers van dit tijdschrift niet uiteen te zetten, dat zij een plaats op de biblioteek moeten hebben, wat dan ook terecht geschied is te Antwerpen, Megen, Woerden, Den Haag (Kon. Bibl.) enz. lammer genoeg heeft men in zeer vele kloosterorden en afzon- derlike kloosters de oude archieven op zeer onwetenschappelike wijze verzorgd, indien men ze al niet verwaarloosd heeft. En hoeveel wetenschappen daar op uitstekende wijze ook beoefend werden, de archiefwetenschappen bleven, helaas, stiefkinderen. Dr. Desiderius

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 16