116 het bijzonder moge naar zijn beide uitgegeven werken en naar het geschrift van zijn biograaf, Prof. Prinsen2), worden verwezen; in de inleiding van den nieuwen inventaris der Leidsche secretarie-archieven zal de beteekenis van zijn werk voor het Leidsche stadsarchief waarschijnlijk nog wel nader worden besproken. Hetgeen hier zal worden meegedeeld, betreft slechts een klein onderdeel van 's mans veelzijdige verrichtingen. Het scheen me het vermelden waard, zoowel terwille van zichzelf als ter aanvulling van wat omtrent Jan van Houts werk als archivist van elders bekend is. Laat mij terstond beginnen met de akte van den 18 Juni 1579 in haar geheel te citeeren „Up 't vertooch, den luyden van de Reeckeninge des Conincx in Hollandt gedaen van wegen Foy van Brouchoven, bailly ende dijc- grave, ende Jan van Hout, secretaris 's lants van Rijnlandt, inhoudende, dat het zulcx es, dat niet alleene den baillyen, mer oock de secre- tarizen des voorschreven lants in der tijt, elck in den zynen, des voorschreven lants boucken ende stucken ende papieren, mitsgaders de stucken ende papieren van partyen onder hem hebben behouden, alles tot groote ongerijff zoowel van 't voorschreven lant als van partyen, ende dit al uut oorsaecke, dat 't voorschreven lant tot noch toe geene publijcke plaetze, comptoir off secretarye en heeft gehadt, noch alsnoch en heeft, omme de voorschreven stucken, papieren ende boucken in goeder geschictheyt by den anderen te werden bewaertende alzoe mits de voorleden beroerten de moeyten ende zwaricheden van Rijnlandt merckelijck zijn vermeerdert ende de stucken ende papieren daegelicx ophopen, in der vougen dat de noot eyscht, zeeckere bequame plaetze te werden vaerdich gemaect, daer deselve in goeder verseeckertheyt bewaert, ende zy toonders elck in den heuren te vreden zijn ende zulcx aenbieden, tot haeren affsterven off veriaeten van eens elxs dienst alle de stucken van t lant ende van pertyen hen affhandich te maecken; versochten daeromme, dat de voornoemde Reeckeninge hen toonders gelieffden te authorizeren, omme in seeckere bequame piaetse, daer omtrent gelegen daer de vierschare van Rijnlandt jegenwoordelijck gehouden wert, tot coste ende laste van 't lant van Rijnlandt, te weten van alle de dorpen, die haer vonnissen voor Bailly ende Mannen van Rijnlandt betrecken, Ordonnantie ende onderrichtinge van de ordre ofte geregeltheyt, die van nu voorts-aen ter secretarye of schrijf-camere deser stadt Leyden zal werden onder houden 1592; Der stadt Leyden dienst-bouc, 1602 (onvoltooid). 2) Dr. I. PRINSEN LZN. De Nederlandsche Renaissance-dichter jan van Hout 1907. Hierin: bizn. 52 59 over zijn positie in het algemeen; 65 67, 128 137 over ziin archiefwerk; over zijn veelzijdige persoonlijkheid: 121—122 en passim. 117 te mogen toestellen eene bequaem piaetse ende comptoir, omme met alle de stucken van 't voorschreven landt ende van pertyen mede oock de penningen van de desolaten boedelen, in grote menichte in Rijnlandt vallende, aldaer in goeder verseeckertheyt te mogen werden bewaertde voornoemde van de Reeckeninge, 't gundt voorschreven es overgemerckt, bevindende 't voorschreven versouck van de thoonders te strecken tot vordernisse, verseeckertheyt ende gerieff van pertyen, hebben den zeiven toonders geconsenteert ende geaccordeert, consen teren ende ackorderen mits dezen ter plaetze best gelegen te mogen doen toestellen eene bequame plaetze ende comptoir, omme aldaer alle de voorschreven stucken van 't voorschreven lant van Rijnlandt ende oock van pertyen te mogen worden bewaert; autorizerende den Bailly ende Cesworen Mannen van Rijnlandt voorschreven, omme de costen, daertoe van node zijnde, over de voorschreven dorpen, die haer vonnissen voor Bailly ende Mannen betrecken, alsvooren te mogen ommeslaen opte voet van de schiltaelen, ende dit ter somme toe van vijffhondert ponden van 40 grooten vlaems 't pont, zonder meer; welcke penningen den voornoemden Bailly zal mogen innen ende executeren met alzulcke recht ende executie, als men 's conincx penningen gewoonlijck es te innen ende te executeren, mits dat zy thoonders daer van gehouden werden alhier ter Camere te doen behoorlijcke reeckeninge, bewijs ende reliqua naer behooren. Actum ten burele van de Camere van de Reeckeninge in den Haege, den 18en Junij XVc negenentzeventichmy tegenwoordich, ende was geteyckentJ. de Bye". Archief van het baljuwschap Rijnland (Algemeen Rijksarchief), Eerste Reg. van Commissiën enz., fol. 136r. Vier dagen later ging de baljuw deze akte te 's-Gravenhage lichten, waarbij hij aan leges 2 pond en aan den deurwaarder 6 st. te betalen had 2). Tot den bouw ging men eerst in het volgende jaar over. Den 5 Mei 1580 gaf het stadsbestuur vergunning tot het plaatsen van het gebouw achter het, met het stadhuis vereenigde, „huis van Deyman" en den 7 Mei verleenden de te Leiden vergaderde schouten en ambachts bewaarders der dorpen onder het baljuwschap hun toestemming tot de onderneming. Dit slaat waarschijnlijk op de ten zelfden dage gegeven vergunning tot een dergelijken omslag over de dorpen ten behoeve van het herstel der gevangenis „Schoonverdriet" te Leiden. 2) De hier volgende gegevens zijn ontleend aan den „Bundel van de stucken beruerende het timmeren van de niewe secretarie van Rijnland metten ancleven loopende over de jaren 1580-1582 (No. 8979 van het Secretarie-archief van Leiden na 1574, volgens de thans aanwezige nummering).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 15