108 onbereikbaar doel. Elders is deze werkzaamheid „allengs zelfdoel ge worden", volgens den schrijver, heeft zij dus geen doel. Letterlijk heeft de heer Fockema Andreae m.i. gelijk, maar hij laat één ding buiten beschouwing. De archiefbeheerder heeft een aanwijzing noodig van de afzonderlijke charters, die hij in den inventaris onder één nummer heeft beschreven. In het geval van de waterschappen, wier archieven hij nu het beste kent, kunnen er eigendomsbewijzen van landerijen zijn, aangekocht voor molen- of sluiswerken. Zijn dit enkele op zich zelf staande charters, dan kan hij ze inventarisnummers geven zonder meer; maar als hij onder één nummer, wat redelijk is, den koopbrief, het transport en wellicht eenige quitanties en andere koopbrieven en transporten beschrijft, zal hij de onderdeden ergens moeten aanduiden. De Handleiding bespreekt deze materie in 46; zij wil voor de beschrijving der charters de regestenlijst gebruiken. Daarvoor wordt zij inderdaad ook aangewend. De regestenlijst heet echter principieel iets anders te beoogen. Bovendien gaat zij tot een willekeurig jaar (1528, 1543, 1572) en laat zij dus de arme archiefkinderen, die na het sluitingsuur geboren zijn, in de kou. Terwijl de volwaardige charters op de hen omgevende zakjes twee etiquetten hebben, derven de nakomers een tweede klee- dingstuk of worden ze geholpen met een artikel uit een oude garde robe. Wie een archief ordent en beschrijft, moest met zulke ongelijke waardeering niets te maken hebben. Hij zal voor de charters als ge seponeerde stukken een bruikbare lijst noodig hebben, maar voor alle charters en voor deze alleen; ook is er geen reden de beschrijvingen uitvoeriger te maken dan in het algemeen in den inventaris gebrui kelijk is. Met voorbehoud van deze behoefte aan een charterlijst, ben ik het met den heer Fockema Andreae wel eens. De Handleiding heeft deze materie verward wat historisch wel zoo wat te begrijpen is. De geschiedenis bevat twee waarschuwingen. Ten eerste mag men in de practijk des levens wel eens twee vliegen in één klap willen en kunnen slaan, maar is het bedenkelijk twee gedachtenreeksen tegelijk te willen volgen; inventariseeren en publiceeren zijn twee dingen. Ten 109 tweede is samenwerking niet in alle opzichten aan te bevelen; één man denkt wel eens zuiverder dan de helft van twee. Mijn besluit is dus het volgende: Bij een eventueelen herdruk der Handleiding zouden 72 en volgende moeten vervallen of in gewijzigden vorm ondergebracht worden in een appendix. In de plaats daarvan zou meer naar voren de meest doelmatige inrichting van een charterlijst ter sprake kunnen komen. De redactie der nieuwe bepa lingen zou het best toevertrouwd worden aan de jongere generatie K. H. Moeten de Regestenlij sten afgeschaft worden? Volgens zijne gewoonte heeft dr. Heerinoa '2) eene uiting van mr. S. j. Fockema Andreae over de verplichting, die volgens sommigen op de besturen van waterschappen rust om niet slechts inventarissen maar ook regestenlijsten van hunne archieven te publiceeren, aan gegrepen om een geheel ander onderwerp ter sprake te brengen. Hij heeft de wenschelijkheid van de afschaffing der regestenlijsten bepleit en wil daarvoor eene charterlijst in de plaats stellen. Men veroorlove mij over die twee punten eene korte opmerking te maken, waarbij ik de beschouwingen van mr. Fockema Andreae ter zijde laten wil, om mij uitsluitend met de argumenten van dr. Heerinoa bezig te houden. Dr. Heerinoa zoekt den grond voor het stellen van den eisch, dat aan den inventaris van een archief als verdere beschrijvings maatregel eene regestenlijst moet worden toegevoegd, in wat mr. Muller in zijn Programma voor een Oorkondenboek van het sticht Utrecht heeft betoogd. Maar hieruit moge volgen, dat het voor den toekomstigen bewerker van een Oorkondenboek van het sticht Utrecht gewenscht was, zoo hem daarbij regestenlijsten van alle archieven, waaruit hij dacht te putten, ten dienste stonden, de eisch om aan alle inventarissen van Nederlandsche archieven ook regestenlijsten toe te voegen, wordt er toch niet door gemotiveerd, al wordt in de toelichting tot 72 der Handleiding ook op het nut der regestenlijsten in verband met het samenstellen van oorkonden- boeken gezinspeeld. Inderdaad zijn de regestenlijsten, die ten be hoeve van het Oorkondenboek van het Sticht bewerkt zijn, hetzij van de hand van mr. Muller zelf, hetzij van die van dr. Brom, 72 stelt het belang der stukken voorop. De moeilijkheid, dat de inhoud der charters niet noodwendig van belang behoeft te wezen, terwijl in het bewustzijn der archivarissen-auteurs de noodzakelijkheid van het opnemen der charters zich opdrong, is in de toelichting tot 74 ondervangen door de theorie dat stukken die eertijds belangrijk genoeg geoordeeld zijn om op perkament te worden geschreven, ook ge wichtig genoeg zijn om in de regestenlijst te worden opgenomen. Het is echter de vraag of men in sommige tijden en plaatsen niet gemakkelijker aan perkament kon komen dan aan papier; bovendien zijn de lieden, die het belang bepalen, hier andere subjecten dan die van 72. De soort, die alleen weet wat in een boekje staat of wat de professor gezegd heeft, valt natuurlijk af. Mr. EBELL heeft de species op blz. 33 van dezen jaargang be handeld; zij komt echter niet alleen onder juristen voor en er zijn voorbeelden, dat iemand een licht opgaat na of ondanks de indrukken van de academiejaren. 2) Hiervoor blz. 106: Regestenlijsten.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1932 | | pagina 11