"IS—r ^e-£;:-^niet ui,d~kWi*
ratrahk °rd— -'■ a,:sbt~s
zspjz ri r:P s
ttl/bett °dve;9,en0men' 'T"S
30
huiselijk gesproken,"LrXdjeXlnXtXous t" T 9eV°d
31
archivaris en archiefalXelaren behóoTf hun j™btStaak
organen hun daarom vragen verslag uit te brengen over zekere
-
studie vordert kan 'zoek, dat soms vrij vergaande
wordt men aan d" 9emeen. be,ang kunnen worden gerekend. Nu
aan der, anderen kan, geremd' dog5; et ander d" teTda',
dergelijk versetsetan^'L?: JtoTdoetbS de
mle.dmg van inventarissen, die voldoen moet aan de" e'ischen, die
aan zoo n inleiding mag stellen, maar waarbij, als men de am'bts
ak eng opvat als verboden weetgierigheid moet worden beschouwd
om de zaak vollediger te onderzoeken en uit te werken
e vraag is ook gerezen, of het uitbrengen van verslagen aan
overh d g niet beperkt mo£t bl.jven ,n zoQv rslaIgen
wordt uitgebracht naar aanleiding van een onderzoek in archieven van
worden" v" va^de 6Gn k,eine 30 ia-n
worden b.v van de archieven van de Departementen van Aloemeen
de ten f longer de archieven zijn, zooveel meer
maken. Waltfnu' hf d" t™" h°° 9ebnlik m°e,en
opgedragen aan de
een verlengstuk van he, departement vormen, en word, allengTmeTr
Nederlandseh Archievenblad, 1925/1926, blz. 24 v|g.
en meer tijd van den voor hun eigenlijke ambtstaak bestemden afge
vorderd dan wel wenschelijk is. Er zijn nu twee oplossingen mogelijk
1°. indien van eenig nog in functie zijnde college of ambtenaar
archief wordt overgenomen, laat dat college of die ambtenaar de
onderzoekingen daarin zelf doen, waarbij zij, zooals van zelf spreekt,
gebruik kunnen maken van de voorlichting der archiefambtenaren in
gelijke mate als andere onderzoekers die genieten.
2°. indien zoodanig archief wordt overgenomen, wordt de tijd-
grens zoodanig getrokken, dat het overgenomen gedeelte zoo min
mogelijk meer behoeft te worden geraadpleegd ten behoeve van de
tegenwoordige administratie, waarbij dan bepaald kan worden, dat
zekere deelen van een archief voor eenigszins langen tijd in bruikleen
van de administratie kunnen worden gelaten. De tijdgrens wordt in
den laatsten tijd heel veel getrokken in verband met de omstandigheid
dat er plaatsruimte bij het Departement gemaakt moet worden. Van
het voormalig Departement van Marine is het archief overgenomen
tot 1830, van de Departementen van Justitie en van Binnenlandsche
Zaken-archief tot 1876 en 1877. Het komt nu meer en meer voor,
dat brieven om inlichtingen gericht aan den Minister van eenig
Departement, in handen worden gesteld van den Algemeenen Rijks
archivaris ter afdoening, wanneer het inlichtingen betreft, die ontleend
moeten worden aan overgenomen archieven. Zoo wordt dus een
archiefambtenaar van tijd tot rijd departementsambtenaar, en voelt
hij zich als de staart van het departement, terwijl hij het hoofd van
een archief is!
Volgt thans punt 2. Om de ambtstaak behoorlijk te vervullen,
om benoembaar te zijn tot het ambt moet de archiefambtenaar
aan zekere eischen voldoen. Deze eischen zijn vastgelegd in het
Koninklijk Besluit van 2 September 1919 Staatsblad nr. 551), ge
wijzigd bij de besluiten van 9 November 1921 Staatsblad nr. 1161)
en 15 December 1930 (Staatsblad nr. 474). Bi) de behandeling
van dit onderwerp kan ik met dankbaarheid verwijzen naar den
meergenoemden commentaar van prof. Fruin: De Archiefwet 1918 en
wel naar deel I, blz. 15-18 deel II, blz. 16-23 en eindelijk deel III blz. 44-48.
Men zal bij lezing daarvan zien, dat reeds in de bijeenkomst van
Rijksarchivarissen van 21 October 1902 een programma is vastgesteld.
De toestand zooals hij thans is, beantwoordt wel niet meer aan dat
programma, maar onmiskenbaar is, dat hij zich ontwikkeld heeft en
ontstaan is uit hetgeen in dat programma werd vastgelegd. Men
kende in 1902 nog niet de onderscheiding van wetenschappelijk archief
ambtenaar eerste en tweede klasse, en men heeft vermoedelijk des
tijds geenszins daaraan gedacht. In dien tijd onderscheidde men slechts