18
zullen den Penningmeester aan zich verplichten indien zij vóór 1 Maart
1931 het genoemde bedrag willen toezenden (bij voorkeur door stor
ting op of overschrijving naar postrekening 77227 van Mr. B. van
T Hoff te Deventer) en het bewijs van storting of overschrijving als
quitantie beschouwen. Na 1 Maart 1931 zal over de nog niet betaalde
bijdragen, alsdan verhoogd met de kosten van invordering worden
beschikt.
Verslag van de twaalfde afdeelingsvergadering op 27 Sep
tember 1930, in het gemeente-archief te Breda.
Aanwezig zijn 15 leden.
Onmiddellijk na de opening vraagt en verkrijgt de heer Dresch
het woord om een protest te doen hooren tegen het verslag van de
vorige jaarvergadering, hetwelk niet heeft gerept van een door hem
gemaakte opmerking over een citaat in het derde deel van de
commentaar op de Archiefwet van prof. Fruin, welke opmerking door
de vergadering van genoegzaam gewicht is geacht om haar aan het
bestuur ter behandeling toe te vertrouwen. De voorzitter belooft deze
klacht te zullen overbrengen aan den op dat tijdstip nog afwezigen
secretaris en behoudt zich verder voor om van de aangeroerde zaak
gewag te maken bij het agendapunt: Bestuursmededeelingen.
De voorzitter brengt daarop zijn jaarverslag uit. Hij wijdt woorden
van eerbiedige herdenking aan mr. dr. Overvoorde, wiens eigenaardige,
sterke persoonlijkheid hem ook in dezen kring tot een man van erkend
gezag en invloedrijk oordeel heeft gemaakt. De werkzaamheden van
het bestuur hebben zich in hoofdzaak bepaald tot het behartigen van
de belangen des heeren Van Grol, onzen collega te Vlissingen, waar
men den arbeidstijd en daarmede het salaris van den archivaris wil
herzien en waar het gemeentebestuur te dier zake ons advies heeft
ingewonnen. Tot haar beslag is de zaak nog niet gevoerd. Onze
afgevaardigde der Centrale is van een convocatie te eenenmale
verstoken gebleven: het euvel, dat aan een niet meer achterhaalbaar
misverstand worde toegeschreven, is thans voor de toekomst verholpen,
maar moet in dit verslag nog een open plek achterlaten.
Het relaas van den voorzitter, met belangstelling aangehoord,
biedt den heer Dresch stof tot de opmerking, dat hij na zijn aftreden
als afgevaardigde ter Centrale geen convocatie meer heeft ontvangen,
zoodat het gesignaleerd misverstand blijkbaar bij de Centrale moet
worden gezocht. Nog vraagt dezelfde spreker, naar aanleiding van
de in het jaarverslag vermelde beperking van het afdeelingsdoel tot
19
de behartiging van materieele belangen, aandacht voor een pericoop
uit de circulaire tot oprichting van een Vereeniging van Gemeente
archivarissen in 1919, ten bewijze, dat deze vereeniging, die om der
eenheid wille zich heeft laten insmelten in onze kort daarop gestichte
afdeeling, een algemeene en geenszins een bij uitsluiting materieele
doelstelling heeft gehad. Het is goed deze historische toedracht niet
te vergeten, omdat zij uitwijst, dat de hoofdvereeniging, toen zij in
haar ledenvergadering van 1928 kon besluiten de afdeelingen in haar
werkingsspheer te beknotten, jegens onze afdeeling althans, zich, zijns
inziens, aan ontrouw heeft schuldig gemaakt.
De penningmeester brengt daarop zijn financieel verslag uit en
wordt, nadat twee door den voorzitter aangewezen leden 's mans
bescheiden hebben onderzocht, onder dankzegging voor zijn beheer
gedechargeerd. Mr. Verburgt werpt de vraag op, of het lidmaatschap
van de Centrale, dat onder de uitgaven de zwaarste post verwekt,
in het licht der resultaten wel gehandhaafd behoort te worden. Men
blijkt echter algemeen van oordeel, dat uittreding thans, onraadzaam
zou zijn.
De voorzitter stelt de bestuursverkiezing aan de orde. Bij eerste
stemming worden mrs. Moll en De Bussy als leden, mej. Visscher als
plaatsvervangend lid herkozen. Voor den derden bestuurszetel, ont
ruimd door den niet herkiesbaren dr. Vermaas, wordt na een gigan-
tischen strijd met den heer Sigal ten slotte mr. Van 't Hoff uitverkoren.
Daarop worden vlottelijk mr. Moll als voorzitter en mr. De Bussy als
afgevaardigde ter Centrale aangewezen.
Vervolgens vraagt de voorzitter aandacht voor de bestuurs
mededeelingen betreffende de beide punten, die de vorige vergadering
aan het beleid van het bestuur heeft overgelaten. De vraag, of de
enquête van 1929 geschikt materiaal biedt voor een algemeene salaris
actie, heeft het bestuur gemeend ontkennend te moeten beantwoorden,
bovenal op grond van reeds vroeger door den heer Dresch geopperde
practische overwegingen.
Het bestuur heeft wijders ampele aandacht gewijd aan het ver
langen van den heer Dresch naar een officieel protest tegen de
handelwijze van prof. Fruin, die in het derde deel van zijn commentaar
op de Archiefwet een citaat heeft ontleend aan een Kamerrede van
dr. De Visser, waarin deze zich keerde tegen het amendement van
mevr. Bakker-Nort tot toekenning van het eerste-klasse-radicaal aan
de archivarissen, die bij de invoering van de Archiefwet aan het
hoofd van een eerste-klasse-archief stonden. Ook het bestuur is van
oordeel, dat de hier door dr. De Visser geleverde bestrijding kwalijk
als geheel zaakkundig kan worden aangemerkt. Maar desniettemin