150 151 Droging van natte archiefstukken. Het is zeer aan te bevelen om losse vellen lijmvrij, wit papier tusschen alle bladen der natte deelen te leggen; daarna deze deelen opengeslagen te laten drogen in een centraal verwarmde ruimte, telkens andere bladzijden boven leggende, terwijl telkens moet worden gecontroleerd of er zich soms schimmel vertoont, welke kan ontstaan, als een hoeveelheid natte bladen te lang op elkaar gedrukt blijft. In allen geval moet het ingelegde papier verwijderd worden zoo spoedig het zijn dienst gedaan heeft. Filtreerpapier werd niet toegepast; wel heeft dit het voordeel, dat het snel vocht opneemt, maar het nadeel, dat het spoedig door nieuw moet vervangen worden ter voorkoming van schimmel, wat een groot getal werkkrachten vereischt. moeten misschien dan afzonderlijk worden opgeborgen, maar overigens alles van een bepaald gebied bijeen, en in dat gebied niet in alfa betische, maar wel in geografische volgorde, als dit maar eenigszins mogelijk is. Wil men dan toch nog rubrieken, dan achteraan verkorte rubrieken, zoodat bijv. de kasteelen-minnaar ze er dadelijk uit kan vinden. Zou het ook niet aanbeveling verdienen, kaarten en platen te scheiden, zoowel bij de bewaring als bij de beschrijving? Het karakter van beide is wel topografisch, maar het verschil groot genoeg, om beide verzamelingen afzonderlijk te houden; wil men de beschrijving in één inventaris geven, dan liefst gescheiden, eerst de kaarten, dan de platen. De Waard beschrijft meest kaarten, Mr. Muller zoowel kaarten als platen, niet gescheiden. Nu is het mogelijk, dat in Utrecht de platen wel afzonderlijk worden bewaardin elk geval stelt de bewaring van kaarten, dikwijls veel grooter dan platen, zulke andere eischen, dat ik huiverig ben, platen en kaarten bijeen bewaard te zien. In den Provincialen atlas van Noord-Holland zijn ze gescheiden, wat uitstekend bevalt. Nu ik over de grootte van kaarten schrijf, zal men mij wellicht van overdrijving betichten; één blik in Hingman's inventaris zal mij recht doen wedervaren.1) In dit verband wil ik tot slot er met nadruk op wijzen, dat ik het in dezen tijd van fotografie en reproduktie onverantwoordelijk vind, bij de kaarten (ook bij de platen) niet de maten op te gevenhet is een zeer geringe moeite, geeft den kenner ook uit de verte een denkbeeld, was het alleen maar van de kosten of mogelijkheid van verzending of reproduktie. De Waard zegt zelfs in zijn Inleiding, dat afmetingen niet meer worden vermeld.2) Revenons a nos moutons. Toen ik met de uitvoerige weergave van het opstel van Professor Des Marez begon, veronderstelde ik, dat dit vrijwel bekende zaken voor de Noord-Nederlandsche ambt- genooten zouden zijn; nadat ik echter ter vergelijking nog eens speciaal kennis heb genomen van verschillende inventarissen ten onzent, meen ik, dat ieder collega, die kaarten gaat beschrijven, wijs zal doen, de ernstige wenken uit Brussel ter harte te nemende goede naam van het Nederlandsche archiefwezen kan er slechts winst van verwachten. R. D. BAART DE LA FAILLE. No. 2486 Zijpe c. a., 78 X 240 c.M.; No. 2508 Vroonlanden Alkmaar 120 X 210 c.M.; LEUPE'S Inventaris (zee- en koloniale) kaarten 1867, No. 44 Zuiderzee, 72.5 X 953 c.M. in 2 stukken. 2) Vgl. ook Mr. OVERVOORDE over weglaten van maten, door Mr. MULLER bij prenten. N. Archievenblad 1907/8, p. 128. Het is voor mij volstrekt geen aantrekkelijkheid om terug te denken aan de ellende, welke het Leidsche gemeente-archief vier maanden geleden heeft doorgemaakt. Wel is steeds aangenaam de herinnering aan de buitengewone hulpvaardigheid van onzen Algemeenen Rijks- arschivaris, Prof. Mr. R. Fruin en aan het mooie werk door de volontairs Mr. L. R. Kvlstra en J. Steur en de bedienden M. J. Siaak en J. de Rooy onder leiding van den Commies H. Brouwer, alle ver bonden aan het Algemeen Rijksarchief, verricht tot het herstellen van de stukken, welke door waterschade geleden hadden. Maar nu het archief weder met zijn ouden luister prijkt, kost het mij niet weinig moeite, om mij weer in de rampspoedige omstandigheden te verplaatsen. Het heeft geen nut om de ramp te beschrijven, welke den 8sten April j.l. ontstaan was door het geopend zijn van een afsluitkraan der waterleiding gedurende den geheelen nacht, maar wel kan het van belang zijn een overzicht te geven van de wijzen, waarop de natte archiefstukken behandeld zijn. Uelukkig komen hieronder geen charters voor, want deze waren voor het water onbereikbaar. In eenige punten zal ik samenvatten, wat de practijk in dezen geleerd heeft. Zeer goed resultaat geeft het drogen op de verwarmings-radiatoren, waartegen men de deelen, als een waaier geopend, plaatst. Deze methode is vooral aan te bevelen voor banden, welke slechts gedeel telijk nat zijn. Geheel natte deelen moeten moeten met papier door schoten worden. Onder deskundige leiding van Mejuffrouw Dr. A. J. Steenhauer, privaat-docente van het Pharmaceutisch Laboratorium, is een proef genomen met het drogen in een oven, verwarmd tot 60° C. Deze droging eischt echter veel tijd en dient ook herhaald te worden om schimmelvorming in de toekomst te voorkomen.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 6