146
5. den datum van de kaart, hoewel deze boven reeds voorloopig is
vermeld; 6. oorspronkelijk of copie met toevoeging van het procédé;
7. kleur of zwart; 8. taal van den tekst; 9. goeden of slechten toestand
10. oude signatuur als deze aanwezig is, en tot slot nog eens den
naam van den bewerker van het fiche met het jaar van bewerking,
zooals in het vorige vak is beschreven.
Naast het hoofdfiche kan men er een maken op den naam van
den teekenaar; ook kan men een fiche maken waarop vooraan staat
een merkwaardigheid, die op een bepaalde kaart als bijzaak voor
komt, maar van voldoende belang is, om er een afzonderlijk fiche
voor te maken. Dit laatste systeem kent de ms. handleiding van de
vereeniging Topographisch Repertorium van Nederland ook, die grosso
modo min of meer dezelfde eischen stelt voor het invullen harer
fiches. Voor nadere bijzonderheden verwijs ik naar het geschrift van
Professor Des Marez zelf Hoewel ik vrees, dat de Nederlandsche
collega's het een beetje overbodig vinden, dit alles minutieus hier
te zien weergegeven, is het misschien toch niet geheel zonder belang,
aangezien de behandeling der kaarten allerminst overal dezelfde is,
de beschrijving niet overal even ver gevorderd, dit onderwerp spora
disch ter sprake komt in ons blad en dan haast altijd als nevenzaak
bij de bespreking van een archiefinventaris2). Ik zou het hierbij kunnen
laten, maar de redakteur van ons blad wil gaarne meer hooren en
onze Brusselsche collega is au bout de son latin.
Allereerst zou het van nut zijn te bepalen in aansluiting aan 58
van de Handleiding, hoe in een archiefinventaris de kaarten moeten
worden beschreven. Dr. Lasonder heeft reeds jaren geleden bij de
bespreking van een inventaris van Mr. Martens, deze zaak uitvoerig
behandeld, en wat hij daar heeft gezegd, is nog steeds van kracht,
zoodat ik met nadruk daarheen verwijs3). De vergelijking van een
lijst van kaarten aan het slot van iederen archiefinventaris, met een
regestenlijst, lijkt mij zeer treffend. Allereerst kunnen daar afzonderlijk
en uitvoeriger de kaarten worden genoemd, die in den inventaris zelf
reeds kort zijn vermeld, of nog niet vermeld, omdat ze in eenig dossier
thuis behooren en ter wille van een betere bewaring er uit zijn genomen.
Daarnaast, juister daar tusschenin kunnen alle overige kaarten, onge
drukt of gedrukt, worden beschreven, die met het betrokken archief
iets uit te staan hebben gehad.
147
Aan de motiveering van Dr. Lasonder heb ik niets toe te voegen
bij een nieuwe bewerking en aanvulling van de Handleiding kan een
korte samenvatting van die denkbeelden worden opgenomen bij 58.
Men houde in het oog, dat hier gesproken wordt van de kaarten,
die bij een bepaald archief behooren en bij de beschrijving van dit
archief eveneens dienen te worden beschreven, hetzij ze uit de
dossiers worden genomen, of daarin worden gelaten. Met Dr. Lasonder
zeg ik nadrukkelijk: alle kaarten dienen op die lijst voor te komen,
afgezonderd van de nummering van den inventaris zelfstandig ge
nummerd. Evenals de Handleiding zegt in 72 dat wanneer de
regestenlijsten van alle archieven en alle verzamelingen zijn gepubli
ceerd, dan ook alle oorkonden bekend zijn, zoo zal het ook met de
kaarten gaan. Zijn op die wijze alle kaarten bekend, dan zou het
zeer doeltreffend zijn een verkorten inventaris van het geheele kaarten-
bezit van een depot in druk uit te geven, met verwijzing naar de
inventarissen, waar ze reeds vroeger zijn beschreven.
Of nu op deze wijze is te werk gegaan bij de beschrijving van
het kaartenbezit in verschillende rijks- en gemeentedepots, betwijfel
ik.1) In elk geval heeft Hingman wel getracht, alle kaarten die hij in
eenig archief vond, er uit te halen, soms zelfs met een of meer
bladen tekst er bij, maar in hoe verre hij daarin is geslaagd, weet
ik niet. Want indien ik mij niet vergis, zijn de verschillende m. s.
snpplementen op zijn inventaris beschrijvingen van verzamelingen, die
later zijn overgenomen, waarbij de later aangekochten mede zijn
opgenomen. Wat het Haarlemsche gemeentearchief aangaat, vernam
ik meermalen van collega Knappert, dat er nog kaarten in de dossiers
zijn achtergebleven en dat de lijst achter in Enschedé's Inventaris III
dus om die reden niet volledig voor zijn tijd is; bovendien beschreef
Enschedé bij de godshuizen soms kaartboeken, die hij niet opnieuw
in III vermeldde; tevens moet ik den argeloozen gebruiker nog waar
schuwen dat zelfs een aanzienlijk gedeelte van de godshuisarchieven
bij hem beschreven, nu nog het eigendom dier godshuizen uitmaakt
en aldaar berust en niet op het gemeentearchief, in welks inventaris
het kalm beschreven staat; daaronder bevinden zich ook eenige
door hem genoemde oude en fraaie kaartboeken van landerijen.2)
Nog een andere opmerking van Dr. Lasonder verdient de aandacht:
Een exemplaar berust in de bibliotheek van het Algemeen Rijksarchief.
2) Zelfs vond Dr. HEERINGA het onnoodig hier iets naders van te zeggen in zijn
beoordeeling van den inventaris van de Geldersche Rekenkamer van Mr. MARTENS,
waar juist wel aanleiding toe zou zijn geweest van wege de veelheid der kaarten en
de zorgvuldige bewerking ook van dit onderdeel. Vgl. N. Archievenblad 1926/27, p. 59.
s) N. Archievenblad 1917/18, p. 58 66, over Het archief van het College tot de
Beneficiëering van Nederrijn en l/sel.
1) In zijn bespreking van Mr. MULLER'S Catalogus van den provincialen atlas van
Utrecht 1914 onthult de fleer DE |ONGE VAN ELLEMEET, dat een belangrijke ver
zameling „perceelen bouw- en weiland'' nog in de kapittelarchieven berust, waarvan
in dezen Catalogus met geen woord zelfs wordt gerept, ook niet in de voorrede.
N. Archievenblad 1914/15, p. 74/75.
5) Vlg. F. C. Wieder. Merkwaardigheden der oude cartographie van Noord-
Holland, Leiden 1918, p. 44/45, ook: Tijdschrift Kon. Ned. Aardr. Gen. 1918, p. 520/21.