144
Met een enkel woord bespreekt Professor Des Marez het over
brengen van kaarten uit de dossiers naar de groote verzameling, en
vermoedt dat menig collega hier een doodschrik krijgtIn dit op
zicht zijn wij helaas al door de wol geverfd; ik zeg: helaas; wie bij
ons dit systeem het eerst toepaste, Bakhuizen of Enschedé, die veelal
op het kompas van Bakhuizen voer, weet ik niet. In elk geval is het
diep te betreuren, dat in de rijke verzameling van het Algemeen
Rijksarchief niet steeds is aangeteekend, uit welke dossiers de be
trokken kaarten zijn weggenomen2). Hoe dankbaar wij moeten zijn,
dat Hingman zulk een kostbare verzameling zoo goed heeft beschre
ven, is het voor het gebruik der kaarten een ernstig bezwaar, dat
men gewoonlijk niet weet, voor welk doel zij zijn vervaardigd. Voor
de oudste Noord-Hollandsche ben ik er meermalen in geslaagd, met
waarschijnlijkheid aan te toonen, voor welk doel gewoonlijk proces
ze zijn geteekend3). Onze Brusselsche collega toont gelukkig wel in
te zien, welke plicht in dezen op den archivaris rust; of een foto bij
het dossier noodig is, lijkt mij wat overdreven, maar in elk geval
zeer veilig. Mr. Muller deed dit in een bepaald geval juist omgekeerd:
in het heerlijkheidsarchiefje van Hoencoop, in bruikleen op het Rijks
archief te Utrecht, bevindt zich een zeer merkwaardig kaartje van
het Hollandsch-Utrechtsch grensgebied, een voorbeeld van vroege
16e eeuwsche kartografie,' dit kaartje ligt nog in het archief je, maar
een foto is opgenomen, en beschreven in den catalogus van den
topographischen atlas van de provincie Utrecht4).
Na de materieele verzorging bespreekt onze collega de beschrij
ving der kaarten op fiches; na een aantal als proef te hebben be
schreven, is hij tot resultaat gekomen, dat een fiche 9X14 cM. het
beste is, ook al omdat dit het formaat is van de fiches der archief
inventarissen, maar raadt collega's, die in hun keuze geheel vrij zijn,
een iets grooter formaat aan; het oppervlak wordt in 4 vakjes ver
deeld. De nummering der kaarten is een doorloopende, niet voor elk
bepaald onderwerp een nieuwe, maar een aantal kaarten op één pand
betrekking hebbend, geeft hij slechts één hoofdnummer, echter met
een breuk aangevend, hoeveel stuks onder dit eene nummer ressor
teeren; dus nummer 42, bestaande uit 10 stuks, noemt hij 42/1-10,
42/2—10. Dit lijkt niet onpraktisch en doet denken aan het inventaris-
145
systeem, waarbij een geheele serie van deelen ook één nummer krijgt,
met elk der deelen een letter er bij. Het nummer wordt aan de
achterzijde aangebracht, hetzij dadelijk op den rug, hetzij op een
etiket, maar bij alle kaarten op dezelfde plaats. Men plaats dit nummer
nu op het fiche in het linkerbovenvakin het rechterbovenvak geeft
men een korte maar duidelijke omschrijving met toevoeging van het
jaartalhierdoor kan men de fiches in chronologische volgorde plaatsen
bij ontbreken van een datum zet men een zelfgevonden datum tusschen
haakjes, precies zooals wij dat hier ook gewoon zijn met onze archieven.
Links onder zet men een rechtvaardiging van den opgelosten of
gevonden datum, en daar plaatst onze collega den datum waarop
hij het fiche bewerkte met toevoeging van handteekening of afge-
korten naam. Dit laatste schijnt mij wat overbodig in den regel weet
men toch wel, wie de bewerker van een inventaris is, en is het
voldoende bekend, of dit een competent persoon is of niet; het
beschrijven van kaarten Iaat men immers niet over aan een jong
maatje; wellicht dat men bij ons eerder tot drukken overgaat en dan
blijkt het voldoende op den titel, wie de verantwoordelijke persoon
is. Ik vermeld met opzet dergelijke aanwijzingen, omdat de Heer
Des Marez hier toch wel zeer goede gronden voor zal hebben.
Dat het wenschelijk is, in dit vakje, zoo mogelijk, den naam van
den teekenaar of maker aan te geven, wanneer deze niet bekend is,
lijkt mij uiterst nuttigalleen de bewerker van een kaarten-inventaris
immers weet dikwijls dien te herkennen, terwijl de gebruiker er vreemd
tegenover staat. In het laatste vak, rechts onder, volgt nu nog de
uitvoerige beschrijving van den titel als deze bestaat,1) anders van een
zelf gevonden titel, met verklarende toelichting indien deze noodig is.
In ditzelfde vak volgen nu, steeds in dezelfde volgorde, de op
gaven van: 1. perkament, papier enz.; 2. afmetingen; 3. schaal; indien
deze niet bekend is, trachte men die te vindenvergis ik mij niet,
dan is de inventaris van de Zeeuwsche kaarten de eenigste bij ons,
die de schaal uitrekent2); met behulp van een stafkaart of modernen
plattegrond, is deze wel te vinden; 4. naam van den teekenaar; is
deze niet bekend, dan trachte men dien te vinden en diene men de redenen
hiervoor, zooals boven gezegd is, in het vak links onder te plaatsen
Vgl. Handleiding, 68.
Vgl. Inleiding p, V. van HiNGMAN'S inventaris der (land)kaarten 1872.
3) Vgl. No. 197 Suppl.; vgl. 162 Suppl. N. Archievenblad '.924/25, p. 8/10.
4) No. 162 Suppl. Het opnemen van foto's naar kaarten, die om de een of andere
reden niet tot de groote verzameling kunnen worden gebracht, of elders berusten,
verdient warme aanbeveling. Vgl. ook Mr. OVERVOORDE in N. Archievenblad 1907/8,
p. 130, over het aanvullen van atlassen met foto's.
C. DE ^6aARD. Inventaris kaarten en teekeningen (Rijksarchief in Zeeland)
Middelburg 1916 zegt in de Inleiding dat de titel niet steeds geheel en al is over
genomen; ik gevoel hier ook wel voor: de zeer lange, omslachtige titels, die ik wel
in een inventaris zag, zijn allerminst duidelijk naar evenredigheid van den omvang, en
misstaan eveneens door gemis aan uniformiteit.
2) Vgl. wat De WAARD hierover zegt in zijn Inleiding. LEUPE en HlNGMAN in
hunne inventarissen van 1867 en 1872 geven alleen op, hoe groot de oude schaal is,
wanneer die voorkómt; vlg. voor de zeekaarten, die ik overigens geheel buiten bespreking
laat, de inleiding van HONORÉ NABER in zijn Supplement op LEUPE 1914.