142 door collega Des Marez van het stadsarchief te Brussel geschreven. Wanneer Professor Des Marez de moeite neemt dit onderwerp te behandelen en zijn uitkomsten onderwerpt aan de belangstelling zijner collega's, is het een daad van hoffelijkheid onzerzijds, belang stelling te toonen en de Brusselsche toestanden te toetsen aan de onze. En dan valt al dadelijk een groot verschil op te merken bij de opberging der kaarten, wellicht te verklaren uit de omstandigheid, dat in een gemeentearchief veel jongere archieven onder beheer van den archivaris komen, en dit in Brussel misschien nog meer het geval is dan bij ons. Het trof mij, dat onze collega een relaas doet van het nadeel, dat opgerolde kaarten opleveren, en hoe hij ze daarom geplaatst heeft in portefeuilles van 75 cM. bij 1 M. Moeten wij nu besluiten, dat wij in dezen België vooruit zijn? Deze toestand is in België blijkbaar niet ongewoon. Nu ken ik niet alle kaartenverzamelingen van onze archieven, maar ik meen niet te boud te spreken als ik zeg, dat het systeem om kaarten plat in portefeuilles te bewaren, al jaren lang bestaat. Om te beginnen met de stedelijke verzameling, die mij het allerbest bekend is, de Haarlemsche, beschreven achter in deel III van Enschedé s inventaris van 1866: hier liggen ze nog steeds op dezelfde wijze, met dezelfde roode nummertjes als in Enschedé's tijd; de portefeuilles, ook als in Brussel ongeveer 75 X 100 cM., liggen in een rek of stelling, de kaarten grootendeels ongevouwen, dus het ideaal van collega Des Marez. De verzameling van de Provincie Noord-Holland, in embryonalen toestand in 1873 beschreven in Scheltema's Inventaris van het Provin ciale archief, is thans op het Rijksarchief te Haarlem in twee kaarten- kasten geborgen, grosso modo één voor de atlassen, één voor de losse kaarten; de laatsten niet in portefeuilles, maar in papieren omslagen in laden, zooveel mogelijk ongevouwen; de papieren om slagen zullen op den duur wel door portefeuilles worden vervangen. Enkele opgerolde kaarten liggen bij de atlassen; totnogtoe heeft niemand aanstoot genomen aan dit gebrek aan konsekwentie, waar voor onze collega vreest. Het systeem van afzonderlijke kaartenkasten met laden kent het Algemeen Rijksarchief in den meest veiligen vorm, daarnaast het archief van Rijnland te Leiden; zijn de kasten in Den Haag van ijzer, ja zelfs de laden, in Rijnland zijn ze van hout, wat in het gebruik lichter is, maar niet brandvrij, tenzij in een brandvrij vertrek geplaatst. In elk geval is bij beide slechts bij uitzondering sprake 143 van rollen, waaraan niemand zich zal ergeren; in Den Haag herinner ik me enkele, van wege hun speciale afmetingen op stokken gerold. Een ander zeer goed systeem zag ik in het gemeentearchief te Leiden, later ook in de archieven van Rijk en gemeente te Utrecht. Hier zijn de niet al te groote kaarten op karton opgezet en aldus, in portefeuilles geborgen, in kasten gelegd. Op het eerste gezicht leek dit systeem ideaalhet was een oogenlust, die fraaie oude kaarten zoo keurig opgezet. Toch rees al dadelijk bij mij deze gedachte, of dit opzetten niet zijn bezwaren heeft. Vergis ik me niet, dan zijn de kaarten slechts aan de bovenste hoeken vastgehecht, vermoedelijk om dorsale aanteekeningen te kunnen lezen; ik zou met grooten nadruk willen toevoegenom de watermerken gemakkelijk te kunnen bestudeeren, door ze over te trekken. Vermoedelijk heeft wijlen de Heer Overvoorde dat systeem in zijn Utrechtschen tijd geleerd, en is Mr. Muller er de auctor intellectualis van. Het opzetten heeft dit bezwaar, dat het niet zoo gemakkelijk gaat, ze te verzenden, hetzij naar tentoonstellingen, hetzij voor studie naar andere archieven of bibliotheken, al is het bezwaar niet onoverkomelijk. Wel heeft dit opzetten het voordeel, dat vooral teere oude kaarten een zeer gewenschten ruggesteun ontvangen, terwijl het los bewaren in porte feuilles wel eens aanleiding geeft tot kreukelen onderaan. Het is in elk geval raadzaam, niet te veel in één portefeuille te bewaren, vooral niet wanneer er groote en zware kaarten bij zijn. Het verdient mis schien aanbeveling, de laatsten in afzonderlijke portefeuilles te bewaren. Het heeft geen zin, nog meer kaartverzamelingen te beschrijven een bepaalde voorkeur kan ik niet aan den dag leggen: de Noord- Nederlandsche systemen zullen alle wel met een der genoemde over eenkomen. Alleen wil ik dezen praktischen wenk geven aan beheerders die hun verzameling nieuw gaan opstellenzorg er voor naast Uw kasten ruimte voor een behoorlijke sorteertafel te hebben: hoe minder met oude brooze kaarten wordt gesleept, des te beter; het aller eenvoudigste is wel, de kasten niet hooger te laten maken dan ongeveer 1.25 M., dan kan men ze daar op uitspreiden. Ik zou zeker bij deze gewone zaken niet lang hebben stilgestaan, ware onze collega hierbij niet voorgegaan. Du choc des opinions jaillit la vérite. Maar ook niet alle gemeentearchieven hebben een bezit van 3600 kaarten, en dan nog wel, zooals Brussel ze had, in opgerolden vorm. G. Des Marez. Du classement des plans au dépot des archives de la ville de Bruxelles. Extrait du Bulletin: ArchivesBibliothèques et Musées de Belgique. 6 me année, no. 9; 15 Novembre 1929. Pages 129 a 140. Mag ik er ernstig tegen waarschuwen, om toch vooral niet den volledigen achterkant van een kaart te beplakken? Op die wijze is het totaal uitgesloten gebruik te maken van het kostbare hulpmiddel dat de watermerken ons kunnen verschaffen bij de dateering.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 2