172 outsider op hare archieven losgelaten, maar de archiefwet en het K. B. van 2 September 1919 (Staatsbl. nr. 551) hebben een herhaling wel zeer moeilijk gemaakt. Waarom zoude er ook uit de compagnie wakkere „commiezen" geen geschikte leider kunnen opstaan? Hij zal veel moed noodig hebben; ook jeugd. Voorts meen ik, dat hij een historicus moet zijn wat boven toegelicht is en moet twijfelen aan de absolute juistheid van vele met groote zekerheid verkondigde stellingen, om een eigen meening te kunnen vormen. Ik ben ver afgedwaald van mijn onderwerp. De inventaris van dr. Meilink is een goed werk. Om nog een bewijs te geven, dat ik ook op kleinigheden gelet hebwaarom schrijft hij „schiltalen" voor „schildtalen"? K. H. (H. F. J. Smeets). Inventarissen van de Archieven der Provinciale Griffie van Noordbrabant voor zoover deze in het Griffie-gebouw worden bewaard, dl. I, s-Hertogenbosch [1927). id. id. dl. 's-Hertogenbosch [1929). Bovengenoemde Inventarissen omvatten (deel I) de archieven van het Provinciaal Bestuur van Noordbrabant (Staten van 1815—1910, Commissaris des Konings en Gedeputeerde Staten van 1851 1910), vervolgens (deel II) de archieven van opgeheven colleges en com- missiën, welke in het archiefdepot van de provincie zijn geplaatst. Het eerste deel wekt vooral belangstelling als eerste proeve van inventarisatie van een modern provinciaal archief. Ook elders zijn wellicht beschrijvingen van het moderne provinciale archief ge maakt; maar terecht wordt er de aandacht op gevestigd, dat „deze inventaris de eerste is van een nieuw Griffie-archief, die in druk verschijnt". De bewerker van deze inventarissen, wiens naam ons alleen in een Voorrede van den griffier der Staten van Noordbrabant in het tweede deel genoemd wordt, wijst er met nadruk op, dat zijn werk een voorloopig karakter draagt, en dat alleen uit practische over wegingen reeds nu tot den druk besloten werd. Het is hieruit misschien te verklaren, dat de Inleiding wel zeer kort is uitgevallen. Hierin wordt er op gewezen, dat in Noordbrabant het „agenda of indicateur-systeem" het meest werd toegepast, maar dat daarnaast ten aanzien van bepaalde onderwerpen wel bijzondere verzamelingen of dossiers aangelegd werden. Bij de indeeling van de archieven heeft de heer Smeets, waar schijnlijk geleid door het systeem van berging, dat in Noordbrabant 173 gebruikelijk is, de volgende afdeelingen gevormdarchief van den Commissaris des Konings (der Koningin) (Afd. II), archief van de Staten (Afd. III), archief van de Gedeputeerden (Afd. IV), en hiernaast Stukken van gezamenlijke bewaring (Afd. I) en Huishoudelijke Zaken (Afd. V). De heer Smeets is waarschijnlijk met de laatste stukken verlegen geweest, omdat zij niet onder één der drie genoemde archieven ondergebracht konden worden. Tot welk archief zij wel behoorden, laat hij in het midden. Was het niet juister geweest de bovengenoemde archieven, welke toch onder één ambtenaar gesteld zijn, als één archief te beschouwen en verder in den inventaris te onderscheidenstukken van den Commissaris, Gedeputeerden enz. De heer Smeets heeft voor elk der afdeelingen een afzonderlijke nummering toegepast en dit verdedigd, omdat de bestaande series voortdurend aangevuld worden en geen gevaar voor verwarring van de nummers dreigt, waar ieder afdeeling haar eigen verdieping in het gebouw heeft. Wij geven deze opmerkingen toe, maar achten deze niet overwegend; de ongelijkmatige berging (Afd. I en III bevatten elk minder dan 200 deelen en portefeuilles, Afd. II en IV daarentegen duizenden deelen en portefeuilles) zal op den duur moeilijk vol te houden zijn. Ook de nummering van circa 2000 en 3000 portefeuilles onder één inventarisnummer (vgl. Afd. II no. 4 en afd. IV no. 5), welke uit het systeem voortvloeit, heeft ernstige bezwaren. Een onjuistheid achten wij het, dat „Bescheiden betreffende benoeming en ontslag van Gouverneurs 1822—1842" in dezen inven taris onder Afd. II (archief van den Commissaris 1851—1910) opge nomen is. Het deel wordt besloten door een uitvoerigen index op de onder werpen, welke het gebruik van den inventaris zeer vergemakkelijken zal. Het tweede deel bevat voor het grootste deel archieven van waterschappen, welke in den loop van de 19e en 20e eeuw meest tengevolge van Maaswerken opgeheven zijn; verder archieven van de Rustende schutterijen en van eenige in de 19e eeuw ingestelde en sedert dien opgeheven provinciale commissies b.v. wegens waters nood, hagelschaden, grensregelingkwesties enz. Bij de inventarisatie van enkele der waterschapsarchieven heeft de heer Smeets de voor lichting van den Rijksarchivaris in Noordbrabant gehad. De archieven zijn derhalve meest vrij modern de waterschaps archieven bevatten wel stukken uit de 17e en 18e eeuw en zijn 3

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 17