20. Die beampte wat toesig oor die nasoekkamer het, sal die
reg hê om toegang aan enig iemand te weier om een van die vol
gende redes
Moedwillige oortreding van een van die voorafgaande reëls en
regulasies; voortdurende verontagsaming van die gesag van die
argiefbeampte; beskadiging van enigerlei aard van eenig dokument
of voorwerp wat aan die Argief behoort; gedrag, taal, gewoontes,
onbehoorlike kleredrag of enig ander saak wat hinderlik is of hinderlik
sal kan wees aan ander gebruikmakers van die Argief; met die ver
standhouding egter dat die uitsluiting van iemand en die redes daarvoor
deur die betrokke argiefbeampte skriftelik sal bekendgemaak word
aan die Argivaris, wat die omstandighede sal ondersoek en wie de
beslissing finaal sal wees tensy verander deur die Minister.
21. Oortreding van hierdie regulasies kan as gevolg hê die
opskorting of terugtrekking van vergunning om in die Argief te werk.
Boekbespreking.
De bespreking, voor de lezers van het Nederlandsch Archievenblad,
van een archief-inventaris is, wanneer men de taak opvat zooals m.i.
behoort, geen aantrekkelijk werk, omdat men zich met kleinigheden
moet inlaten, die aan weinig personen belang inboezemen. Men mag
wel aannemen, dat in de volgorde van belangrijkheid voorop komen
de daden van het college of den ambtenaar, wiens archief beschreven
wordt, dan het archief zelve, de zorg die er vroeger voor gedragen
is, het werk van den jongsten beschrijver, de zaken die de recensent
meent te mogen opmerken, eindelijk de aandacht die aan die opmer
kingen geschonken wordt. Meermalen ontwijkt men de moeilijkheid
door wat te zeggen over de beteekenis van het college, hier de
Staten van Holland, en zijn archief; maar zulks ligt meer op den weg
van hem, die het werk bespreekt in een historisch tijdschrift of een
krant, terwijl in het orgaan onzer Vereeniging niet zoozeer het archief
als wel de archief-inventaris moet worden beschouwd. Het type der
recensies wordt danmen prijst den bewerker voor de degelijke wijze,
waarop hij de in onzen kring gehuldigde beginselen heeft toegepast,
verzwijgt niet dat men hier of daar wat anders zou willen gehandeld
163
hebben, en is zeer gelukkig, als men uit louter blijk van belang
stelling natuurlijk een foutje kan releveeren. Zoo iets zou ik, geloof
ik, ook wel kunnen doen. Maar er is toch nog een andere mogelijkheid,
t.w. door de genoemde algemeen gehuldigde beginselen nog eens
te bekijken. Dit kan trouwens geen kwaad. Ik betwijfel a priori dat
de stellingen van de Handleiding alle volkomen juist zijn en inderdaad
worden of kunnen worden toegepast. Bovendien heeft mijn ervaring
den twijfel versterkt. De inventaris van dr. Meilink heeft dien niet
gewekt, maar wel begin ik het werk te bekijken met de bewuste
bedoeling om de bij mij gerezen vragen daaraan te toetsen. Omdat
de auteur heeft gedaan, wat het hoofd van het Algemeen Rijksarchief
hem had opgedragen, en hij blijkbaar de Handleiding heeft willen
volgen, besef ik dat een deel mijner opmerkingen over het hoofd van
dr. Meilink heengaat. De sporadische eend, die onder de archief-
kranen verdwaald mocht zijn, zij echter gewaarschuwd, dat hier geen
persoonlijke bedoeling voorzit.
In het jaar 1914 droeg mr. Fruin aan dr. Meilink, die op 1 April
aan het Algemeen Rijksarchief verbonden was, de inventariseering op
van het archief der Staten van Holland, te beginnen met 1572
Voor den verderen gang dezer geschiedenis is dr. Meilink in toe
nemende mate verantwoordelijk te stellen, maar niet voor het begin;
daarvoor staat mr. Fruin en deze alleen. De opdracht nu was a priori
ongeschikt, en het vervolg zou het bevestigen.
Mijn herinnering gaat nu terug tot het jaar 1911, toen ik mijn
werk te Middelburg opnam. Ik beschouw het als groote voorrechten
van mijn leven, dat ik achtereenvolgens waardig geacht ben mr. Fruin
en mr. Muller op te volgen, waardoor ik als geen ander in de
gelegenheid geweest ben van beiden te leeren. Beiden acht ik hoog.
De verschillen in de behandeling van archieven, die ik ginds en te
Utrecht kon constateeren, betreffen kleinigheden. Wanneer het doel
matige van een of andere regeling mij niet in het oog sprong, zou
het vervolg mij wel wijzer maken. Hier en ginds was veel geïnven
tariseerd; ik had dien arbeid voort te zetten en het werk trok mij
aan. Er kwam mij wel iets tegen, dat ik voor mij anders gedaan zou
hebben; in Zeeland bleek mr. Fruin een paar zaken nagelaten of
liever uitgesteld te hebben, die ik zou hebben laten voorgaan, maar
ik was langen tijd geneigd hierin een uiting van persoonlijke voorkeur
te zien. Van de rekeningen en andere stukken, in 1607 uit de Hol-
landsche rekenkamer naar de Zeeuwsche overgebracht, had mijn
162
Archieven van de Staten van Holland en de hen opgevolgde
gewestelijke besturen. Eerste deel. Archieven van de Staten van
Holland vóór 1572, door Dr. P. A. Meilink. s-GravenhageAlg. Lands
drukkerij 1929.)
Verslag omtrent 's Rijks Oude Archieven. 1914. I, bl. 26, 27, 28, 38.