132
Dat de secretaris pour les affaires d'Allemagne op dezelfde wijze
had te werken, blijkt afdoende uit de eigenhandige briefjes van
Viglius, waarin deze aan Urbain Scharberger, den bekendsten der
Duitsche secretarissen, opdracht geeft tot het schrijven van een of
andere missive of het herzien eener door hem opgestelde instructie;
men vindt er verschillende van dien aard in het reg. no. 107 van den
hier besproken inventaris. Waarmee tevens Laloire's bewering, dat
deze secretaris rechtstreeks onder den Koning of diens G. G. staat,
is gelogenstraft.
Wil men het bureau van den secretaris voor de Duitsche zaken
nu ook secrétairerie noemen, zoo is dit eigenlijk slechts een kwestie
van naam. Feitelijk behoort hij bij het kader van den Conseil Privé,
naar wiens instructie ook hij zich in werkwijze en diensturen heeft
te regelen, terwijl men nergens eenig spoor van een afzonderlijke
instructie voor hem vindt, hetgeen toch stellig het geval zou wezen,
indien men had te doen, gelijk Laloire het voorstelt, met een func
tionaris, die van geen enkel ander staatsorganisme afhankelijk was.
Evenmin als er ergens blijkt, dat hij van de emolumenten zou zijn
uitgesloten, die de onderscheiden secretarissen, de audiencier en de
secretaris van den Conseil d État incluis, uit de gemeenschappelijke
beurs genoten, waarin de Iegesgelden volgens de instructie van den
Conseil Privé moesten worden gestort.2)
Maar wat mag dan toch voor den heer Laloire het argument
geweest zijn, zal de lezer allicht vragen, om te beweren dat vanaf
het tijdstip van het Augsburgsche verdrag de organisatie dezer
Secrétairerie allemande dagteekent? En wie mag de nieuwe func-
Onder Aartshertogin ISABELLA, als er inderdaad van een secrétairerie
dyMlemagne wordt gesproken en in de rekening over 1628 een post is uitgetrokken
„a inventorier et mettre en ordre tous les papiers concernant les secrétaireries de la
chambre de S.A.pour (even later i.p.v. pour: et d'état des) les affaires d'Allemagne".
wordt |EAN BaPTISTE HUART, secrétaire de S.A.S. et d'état pour les affaires d'Alle
magne, nog gerekend onder de rubriek: Gages et pensions a ceux du Conseil privé,
evenals dit in de rekening over 1569 met URBAIN SCHARBERGER en den secrétaire en
langue espagnole geschiedt (GACHARD, Rapport etc. 1841, p. 328, 323 en 317). Dit
tot bevestiging van de door mij gegeven voorstelling van zaken en aanwijzing, in welke
richting stellig nog meer gegevens te vinden zijn. Zoo vond ik in de rekening van het
bij de uitvaart van PHILIPS II geleverde rouwlaken voor het Hof te Brussel (A. G. R.
Audience no. 1405, ancien carton) onder het hoofd Conseil d'État den audiencier met
3 secretarissen vermeld, maar bij den Conseil Privé 4 secretarissen en den secretaris
en langue allemande!
4 lerloops merk ik hier op, dat door de misplaatsing eener komma in de
instructie van den Conseil privé van 1531 P. ALEXANDRE in zijn bekroond werk over
de geschiedenis dezer instelling aldaar blz. 254 zegt, dat van dien datum af deze beurs
is opgeheven. Ze werd echter juist toen ingesteld, als blijkt uit de goede lezing van
den tekst der instructie en uit verschillende memories, die later op gerezen bezwaren
omtrent de aanspraken op de beursgelden betrekking hebben en waarop ik in mijn uit
gave van de Notulen en adviezen van den Raad van State onder de regeering van
Philips II nader zal terugkomen.
133
tionaris zijn geweest, die volgens hem bij die gelegenheid officieel
werd benoemd? Ik kan op deze vraag geen ander antwoord geven,
dan dat dit een idéé fixe van den heer Laloire is. Hij zelf weet er
geen te noemen, want Paul Pfinzing, die in 1550 tot secrétaire alle-
mand van Karei V benoemd werd, stond toen in dezelfde persoonlijke
betrekking als Pierre Scharberger en Hans Kreutter tot de Koningin-
Wed uwe van Hongarije hadden gestaan, die haar dienden als secré
taire allemand gelijk Nicolaas Olach als secrétaire hongeroix (zie een
desbetreffende aant. in de portef. Audience no. 148^'s). En de benoe
mingsbrief, waarbij Urbain Scharberger, secrétaire allemand der Koningin-
Regentes, om zijn bekwaamheid en langen dienst officieel benoemd
wordt tot „secrétaire pour doresenavant Nous (nmh den Keizer) servir
en iceluy éstat en ladicte langue allemande" is inderdaad als Laloire
opgeeft, maar weer zonder bewijsplaats, van 24 December 1553, dus
juist 5'/2 laar na het totstandkomen van het Augsburgsche verdrag,
gedateerd (zie een authentieke copie van Scharberger's commissie in
Audience no. 788, fol. 70). Men zal toegeven, dat dit wel laat is om
als aanknoopingspunt voor het jaar 1548 te dienen!
Ook de bewering, dat van genoemden datum af pas de registers
enz. dezer Secrétairerie voorhanden zijn, kan toch kwalijk, gesteld
de juistheid der bewering, als een argument gelden. De inventaris
somt no. 696/7 en 764 vlg. een reeks registers met stukken van vóór
1548 op, terwijl de werkelijk uit dien tijd dagteekenende Registratur-
registers, die belangrijke serie der Secr. allemande (Invent, no. 12
vlg.) slechts schijnbaar met 1548 beginnen, daar, op een paar over
eenkomsten uit dat jaar na, het eerste register pas met de geregelde
correspondentie in 1550 aanvangt. Als het al of niet aanwezig zijn
van archieven tot maatstaf zou moeten dienen voor de dateering
van een of andere administratieve instelling, dan zou men evengoed
kunnen beweren dat de Conseil Privé pas in 1524 effectief is tot
standgekomen, daar de bekende Registres verds dier instelling van
dan af loopen, en dan zou de Conseil d'État, waarvan geen enkel
registratuur-register meer voorhanden is, zelfs nimmer hebben bestaan!
Uit al hetgeen ik hier meende te moeten naar voren brengen
ter beoordeeling van het werk van den heer Laloire, zal het hemzelf
op de eerste plaats nu wel duidelijk zijn geworden, dat uit weten
schappelijk oogpunt zijn inleiding over de Secrétairerie allemande
niet kan bevredigen en in geenen deele te vergelijken is met de
studie over de Audience, die zijn collega H. Nelis indertijd aan de
Catalogue des chartes de sceau de 1'audience heeft doen voorafgaan.
Dat de heer Cuvelier op deze laatste niet, op den inventaris van
Laloire wel zijn naam heeft laten drukken, is het laatste, maar niet