122 te bouwen. Met de Aalmoezeniers, aangesteld 29 Jan. 1613, werkten zij samen, totdat dezen uitsluitend werden belast met het beheer over het Aalmoezeniershuis. Achtereenvolgens werden voorwaarden gesteld, om in aanmerking te komen voor steun en bedeeling, uit welke fondsen de onkosten zouden worden bestreden (huis- en land pachten, rentebrieven, obligaties, enz.), de wijze van benoeming der regenten (door burgemeesteren) en hun functies, terwijl zij voor de interne aangelegenheden werden bijgestaan door een binnenvader en zes suppoosten (wijkmeesters). De huiszittenmeesters van de Nieuwe Zijde verkregen reeds in 1614 van de stad een erf op de Prinsengracht, waarop een bakkerij en turfhuis verrezen en dat langzamerhand de centrale werd voor de steunverleening in dit gedeelte der Amstelstad. Ook voor de verarmde en behoeftige weduwen werd gezorgd door de stichting van een Weduwenhof, eerst in de Voldershuizen aan den Heiligen Weg en sedert 1650 op den grond van het voormalige Karthuizerklooster, thans nog bestaande. Ook werden zg. armenscholen gesticht, aanvankelijk in samenwerking met den Kerkenraad en later door een zelfstandig college. In 1807 had ingevolge een Koninklijk decreet een combinatie plaats van de beide huiszittenhuizen, welke combinatie van nu af aan zou staan onder directie der regenten van de huiszittende stadsarmen. Door de inwerkingstelling der Gemeentewet van 1851, de Verordening op het Burgerlijk Armbestuur, het daaruit voortvloeiend Reglement voor het Huiszittenhuis werden achtereenvolgens verschillende wijzi gingen in beheer en administratie aangebracht, totdat door een wijziging der Armenwet in 1870 de raad het besluit nam tot opheffing der colleges van regenten over de in de verordening genoemde instellingen, waaronder ook het Huiszittenhuis. Bij dat jaar ligt dan ook het eindpunt van Mr. Oldewelt's inventarisatie, die nog tot heel wat interessant materiaal over de inrichting en ontwikkeling der administratie, de bewaring en ordening van het archief aanleiding en stof geeft. Die inventarisatie, het eigenlijke werk van den bekenden Amster- damschen Adjunct Gemeente-Archivaris, omvattende 12J/2 strekkende meter aan stukken, is door een practische splitsing van de archivalia betreffende het O. Z. en het N. Z. huiszittenhuis tot 1 Augustus 1808 en die over de huiszittende stadsarmen sinds 1 Augustus 1808 buitengewoon overzichtelijk gemaakt voor den gebruiker, terwijl in een Appendix, behandelende de bezittingen en andere eigendoms bewijzen, heel wat interessant topographisch materiaal voor de eigenlijke stadsgeschiedenis aan de hand wordt gedaan. Een regesten- lijst, bevattende alle in dezen inventaris aangeduide oorkonden van 123 1382 26 Mei 1578, den datum der Alteratie, benevens een voor deze materie onmisbaren index besluiten den met veel zorg en kennis van zaken bewerkten inventaris, welke zeer zeker velen van nut zal zijn, die moeizaam en onverdroten blijven voortwerken op het nog onvoldoend verkende terrein der geschiedenis onzer vader- landsche philanthropic. Voor hen is het te wenschen, dat deze inven taris door meer van dit soort voor andere steden gevolgd worde. A. HALLEMA. Dr. W. S. Unger, Archief der gemeente Middelburg. De archieven der Godshuizen 1927. Idem, Idem, De archieven der gilden en beurzen 1930. De archivaris der gemeente Middelburg gaat gestadig voort met het uitgeven van de inventarissen der onder hem berustende archieven. De beide hierboven genoemde inventarissen geven daarvan weer het bewijs. De eerste, de inventaris van de archieven der Godshuizen, kon uiteraard slechts van zeer beknopten omvang zijn, daar bijna al de archieven dier inrichtingen onder het Bestuur der Godshuizen berusten en reeds in 1907 door den heer C. de Waard voortreffelijk geordend en beschreven zijn. Alleen de archieven van twee instellingen, welke tot de Gods huizen gerekend kunnen worden, namelijk die van het Leprooshuis en het Oudemannen- en -vrouwenhuis berusten ten stadhuize en worden in dezen inventaris beschreven. Van het laatstgenoemde archief was tot voor weinige jaren een groot deel nog bij het Bestuur der Godshuizen in bewaring en dientengevolge ook opge nomen in den door den heer De Waard gemaakten inventaris. Nu deze stukken op voorstel van het Bestuur der Godshuizen thans weer met die op het stadhuis zijn vereenigd en het geheele archief van het Oudemannen- en -vrouwenhuis dus onder de hoede van Dr. Unger staat, heeft hij terecht het hereenigde archief in zijn geheel beschreven en in een bijlage aangegeven, welke nummers uit zijn inventaris met die van De Waards beschrijving correspondeeren. In de Inleiding geeft hij een beknopt overzicht van de geschie denis der beide instellingen, in een Regestenlijst vestigt hij de aan dacht op de twee oudste charters van het archief van het Leprooshuis, namelijk van 1544 en 1546. Twee bijna even oude stukken van 1550 en 1556, zestig jaar geleden nog aanwezig, zijn jammer genoeg - sindsdien verdwenen. De tweede inventaris van Dr. Unger, van de archieven der gilden

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 27