64 Frankrijk en Pruisen was, dat de gebieden zouden worden ingelijfd bij Gelderland. Hiervan kwam aanvankelijk niets; in 1806 werden zij ingedeeld bij het nieuwe hertogdom Berg. Het tractaat van Fontaine- bleau d.d. 11 November 1807 bepaalde echter, dat Zevenaar, Huissen en de Malburgen aan het koninkrijk Holland zouden komen. In 1808 vond de overdracht werkelijk plaats. In 1810 trad Frankrijk voor het Koninkrijk Holland in de plaats en lijfde mede Zevenaar en de Lymers in. Opnieuw veranderde de toestand in 1813; Zevenaar met de Lymers kwamen toen te behooren tot een nieuw opgericht Pruisisch gouver nement te Munster. Ten slotte werden krachtens de acte van het Weener Congres d.d. 9 Juni 1815 Zevenaar en de Lymers, Huissen, Malburgen en Wehl ingelijfd bij Nederland. In 1816 had de overdracht plaats. Huihuizen heeft over het algemeen dezelfde geschiedenis gehad als Huissen. Wehl, oorspronkelijk deel uitmakend van het ambt Lymers. is in 1647 eene afzonderlijke heerlijkheid geworden, die tot 1806 onder de souvereiniteit van Pruisen is gebleven. Het kwam in 1806 aan het hertogdom Berg, doch heeft nooit deel uitgemaakt van het koninkrijk Holland. In 1810 werd het met een gedeelte van het hertogdom Berg bij Frankrijk ingelijfd, in 1813 legde Pruisen er beslag op en in 1816 kwam het met de andere enclaves aan Nederland. Lobith, sinds 1473 Kleefsch, werd in 1753 vereenigd met Emmerik. In de verdragen uit het begin der 19e eeuw komt het niet voor. Bij het grenstractaat van 7 October 1816 werd in art. 3 bepaald, dat Lobith in het vervolg deel zou uitmaken van Nederland. De rechterlijke archieven der enclaves werden voor het grootste deel in 1880 aan het Provinciaal Archief in Gelderland overgedragen, waar zij in pakken gebonden werden bewaard. Aanvankelijk hadden zij na 1816 berust in de archieven van verschillende rechterlijke colleges. Bij het uitzoeken bleek, dat de pakken behalve de rechter lijke archieven nog andere bestanddeelen van Pruisische archieven bevatten. Het is verheugend te lezen, dat deze laatstgenoemde stukken in 1925 ter gelegenheid van een ruil van archivalia tusschen Nederland en Pruisen aan dit land zijn teruggegeven. Veel bleken de archieven door vocht en verwaarloozing te hebben geleden. Dit zal de ordening niet hebben vergemakkelijkt en evenmin het dikwijls zeer slechte schrift. De koning van Pruisen maakte over dit laatste punt eene opmerking aan de Kleefsche regeering bij schrijven van 7 Maart 1749. Er wordt over dat slordige schrift sterk geklaagd, schrijft Frederik II. en hij vervolgt knorrig-humoristisch„Der Stylus sey mehrentheils dergestalt beschaffen, dasz kein vernünftiger Mensch errathen könne, was die Concipienten sagen haben wollen, und zum noch grosseren Unglück für die armen Partheyen ware die Schreiberei so 65 iibel durch einander gezogen, dasz denen Referenten ein Eckel an- komme, wann sie das Schmierwerck mit Bedacht lesen sollen." Bij den bewerker is echter van „Eckel" niets te bemerken; de inven taris is zeer zorgvuldig bewerktDe inleiding, uitvoerige noten en een kaartje verduidelijken de merkwaardige stof en de vrij ingewik kelde verhoudingen en het indeelingsschema is met consequentie toegepast, wat de overzichtelijkheid van den inventaris bijzonder ten goede komt. Bij zooveel licht ontbreekt wat schaduw niet. Zijn mèt de rechter lijke archieven ook de administratieve overgenomen van Pruisen? Bestaat er geen enkel verband tusschen die beide soorten van archieven? Blijkbaar is dit niet het geval, al werken hier en daar en nu en dan schepenen samen met den richter. Nu onze belangstelling voor deze gebieden eenmaal is gewekt, zou opzettelijke inlichting over dergelijke vraagpunten wel wenschelijk zijn. Het eigenaardige en het afwijkende kwamen daardoor nog beter tot hun recht. Zoo kan men ook met den heer Graswinckel van meening ver schillen over de wenschelijkheid om o.a. alle ingekomen en minuten van uitgegane stukken van elk archief telkens te vereenigen in eene afdeeling Huishoudelijke zaken. De ingekomen stukken bestaan voor een aanmerkelijk gedeelte uit verordeningen van hoogere colleges. Dit zal wel samenhangen met de verplichting van de richters om te zorgen, dat de wetten enz. behoorlijk werden nageleefd. Het oude Pruisen kwam niet uit boven het standpunt van den politiestaat. Was er dan niet wellicht aanleiding om telkens eene afdeeling te vormen, waarin de stukken betreffende de politieke werkzaamheid der rechterlijke colleges konden worden saamgebracht „Huishou delijk" zijn die bemoeiingen toch moeilijk te noemen. Maar dergelijke vragen verstommen tegenover een gevoel van groote dankbaarheid voor het vele goede, dat in dezen inventaris wordt geboden. De heer Graswinckel verdient een hartelijken geluk- wensch met zijn boek, de schoone vrucht van veel en harden arbeid, A. MEERKAMP VAN EMBDEN. Eene enkele drukfout (blz. 44, no. 2902, b) accentueert slechts deze zorg vuldigheid. te doen laten opnemen" (blz. 42, no. 2887) zal wel eene ver schrijving zijn. „Brieven, ingekomen van lijkt taalkundig iuister dan „Ingekomen brieven van 5

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 38