60 61 daar ook nasporingen kwam doen, niet volstaan met hem ter plaatse inzage der stukken te geven, maar stond hem toe, deze mede naar huis te nemen. Ook is het mogelijk, dat Van Groenen de stukken heeft verworven ter gelegenheid van een opruiming van oud-archief ten raadhuize, want noch in Emmerik, noch in het Staatsarchief te Diisseldorf, waar thans het oudste deel van het archief berust, is een spoor te vinden van een collectie schepenkistoorkonden, die ongetwijfeld meer heeft omvat dan de vier in het Berghsche archief bewaarde charters. In eenig verband tot het archief Bergh staan deze stukken in alle geval niet en de archivaris heeft dan ook terecht besloten ze in een afdeeling stukken, afkomstig van Henric van Groenen, te plaatsen.1) De Emmeriksche oorkonden nu, welke ik op het oog heb, gelijken zoowel uiterlijk als innerlijk als twee droppels water op die in de Arnhemsche collectie schepenbrieven; ook hebben zij dezelfde dorsale aanteekeningen, t.w. littera of carta enz. Zij zijn gedateerd 20 Februari 1301 2), 25 September 1302, 1 juli 1303 en 5 December 1336. Vooral de laatste is van groot belang. In de corroboratio dezer oorkonde, welke over den verkoop van een stuk land handelt, staat te lezen In quorum omnium et singulorum testimonio nos scabini predicti presen- tem litteram conscribi et earn in archario3) scabinorum Embricensium fecimus reponi testes ad hoc vocati in officio nostri scabinatus spe cialiter et rogati. Hieruit blijkt derhalve, dat deze soort schepenoor konden te Emmerik (en evenzoo te Arnhem) ten bewijze van een of andere rechtshandeling in een schepenkist werden gedeponeerd; dat het leggen in die schepenkist als uitsluitend bewijs gold voor de recht matigheid der handelingnaast deze oorkonde behoefden en zullen dan ook in het algemeen geen exemplaren meer aan partijen zijn uit gereikt. Naast Arnhem en Emmerik dacht ik nu ook te Zutphen, dat steeds in nauw verband tot beide plaatsen heeft gestaan (Emmerik en later Arnhem hadden Zutphen's recht) dergelijke oorkonden te zullen aantreffen. Echter, de archivaris, de heer Gimberg, verklaarde zich niet te herinneren ooit dergelijke stukken in zijn archief te hebben gezien en hetzelfde verklaarde mij wijlen dr. Meinsma, die mij bij ont stentenis van den archivaris in de gelegenheid stelde persoonlijk een In 1728 werden deze vier oorkonden onder één nummer vermeld in een lijst van stukken, waarvan de meeste afkomstig waren van den secretaris VAN GROENEN; een aanwijzing, dat zij één dossier vormden en wel tot de stukken, door VAN GROENEN nagelaten, behoord hebben. TJ2é> 2) Deze acte is gedrukt in: Archief Aartsbisdom Utrecht, 1890, pan. 8) Archa of area beteekent kist of kast. onderzoek in het Zutphensche archief in te stellen. Voor alle zeker heid deed ik hetzelfde te Nijmegen, doch mocht daar, hetgeen ik trouwens verwachtte, evenmin eenig resultaat van mijn onderzoek hebben. Het is welhaast overbodig er op te wijzen, dat het bewaren in de schepenkist, zooals dat hier ter sprake komt, onderscheiden moet worden van het in de stadskist opbergen van privilegies en andere voor de stad belangrijke stukken. Dit verschijnsel toch komt algemeen voor; hierbij is er sprake van documenten, welke aan de stad zijn uitgereikt, terwijl de schepenbrieven, waarover ons onderzoek gaat, niets anders met de stad te maken hebben, dan dat zij ten overstaan van schepenen (soms richter en schepenen) zijn uitgevaardigd. Wel doet het bewaren van dergelijke oorkonden in een kist denken aan de in Duitschland hier en daar voorkomende Schreinsur- kunden. Deze schijnen hun oorsprong te hebben gevonden in Keulen; sedert het tweede kwartaal der 12e eeuw werden van overdrachten van goed aanteekeningen gemaakt, welke niet aan de partijen werden uitgereikt, maar onder bewaring der overheid bleven. Oorspronkelijk werden die aanteekeningen op losse stukken perkament gemaakt, sommige werden aan elkaar gehecht. Zij werden in een kist of Schrein gelegdvandaar hun naam In Keulen werden in den Schrein slechts aanteekeningen van rechtshandelingen, welke plaats gevonden hadden, gelegd; oorkonden in extenso werden er niet in bewaard, doch de inschrijvingen zijn zeker als oorkonden bedoeld, welke alleen volgens een sterk verkort formulier opgesteld zijn. Anders was het te Metz, alwaar in navolging van het Keulsche systeem door bisschop Bertram, die vroeger kanunnik der kerk van St. Gereon te Keulen was geweest, in 1197 een dergelijk stelsel werd ingevoerd. Hij bepaalde, dat in elk der 20 parochies van de stad een kist (arche, airche) gemaakt moest worden, welke onder beheer stond van twee voor het leven aangestelde Schreinsbeambten (amans). De burgers hadden het recht oorkonden over rechtshandelingen van allerlei aard in die kist neer te leggen; het feit, dat een oorkonde in de kist was gedeponeerd, was een geldig bewijs voor de recht matigheid van het gebeuren tegenover partijen en een getuigenis bij geschil met een derde voor het schepengericht2). 1) ERBEN, SCHMITZ KALLENBERG en REDLICH, Urkundenlehre, III, blz. 186. 2 BRESSLAU, t. a. p., I, blz. 734 vlg., ERBEN enz., t. a. p., III. blz. 188, doch vooral Dr. K. WlCHMANN, Die Metzer Bannrollen des 13/hrts., in Quellen zur Lothnngisc en Geschichte, 5. Band (1908), Inleiding.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 36