52
Het dossierstelsel.
Bij het lezen van het artikel van .den Heer Heeringa in de 3e afle
vering van dit blad over „buitenlandsche stemmen" troffen mij enkele
opmerkingen betreffende het „dossiersysteem". De Heer Heeringa schrijft,
(blz. 186): „de mannen van de practijk zijn tegenwoordig erg gelukkig
met hun dossiersystemen, maar of de historicus er over vijftig jaar
gemakkelijk mee werken zal en of de archivaris hem goed voorlichten
kan, zijn vragen". En wat de Heer Heeringa dan verder schrijft over „een
griezelige massa van ongewervelden" (waarmede hij dan de dossiers
schijnt te bedoelen), is voor de „mannen van de practijk" niet erg
bemoedigend, want het lijkt mij onbegonnen werk om deze ongewer
velden met eenig. succes te doen opzetten voor onze historische
musea (archieven). Maar gelukkig zijn het vragen, die de Heer Heeringa
stelt en dus is er nog kans, dat er bij grondig onderzoek meer „rugge-
graat" wordt ontdekt, dan zoo oppervlakkig wordt vermoed. Ik wil
niet beweren, dat deze ruggegraat in ieder archief dat volgens het
dossierstelsel is geordend even sterk ontwikkeld is. Maar de ver
zorgers van de nieuwe archieven mogen dan toch zeker wel weten,
welke eischen de archivarissen aan deze ruggegraat stellen.
In mijn vorig artikel in dit blad (jaargang 1927/1928, bladz. 111
en volg.) heb ik gewezen op het groote belang, dat de verzorgers
van de oude en van de nieuwere archieven zich met elkander ver
staan, opdat wij de verzorgers van de nieuwere archieven
zullen weten wat wij hebben te doen met betrekking tot datgene,
wat later tot het terrein der archivarissen behoort. Het is beter dat
wij weten wat er aan de dossiers ontbreekt. Het kan zijn, dat de
verzorgers der nieuwere archieven iets nalaten wat gemakkelijk is te
verhelpen, doch waaraan uit administratief oogpunt niet voldoende
aandacht wordt geschonken. Doch ook lijkt het mij niet onmogelijk,
dat kan worden aangetoond, dat de dossiers meer ruggegraat bezitten
dan vermoed wordt. Hoe dit ook zij, het is voor de archieven zeker
van het grootste belang, dat deze zaken nauwkeurig onder de oogen
worden gezien. Gedachtenwisseling kan op dit terrein zeer vrucht
dragend zijn en in het belang van de archiefverzorging zoowel voor
de admistratie als voor de historie.
P. NOORDENBOS.
Naschrift. Het spijt mij, dat in de noot op bl. 186 van mijn
artikel achter de aanhaling van het werk van den heer Noordenbos
de vermelding der bladzijde er van (32), die ik bedoelde, is uitgevallen.
T.a.p. blijkt de heer Noordenbos zelf in te zien, dat de ordening, die hij
voorstaat, voor vele historische doeleinden lastig is. De chronologische
53
inschrijving zal dikwijls een hulpmiddel kunnen zijn. Maar het blijft een
vermoeden; het gaat om de historische belangstelling en zakelijke
behoeften van veel latere geslachten.
Aan het vruchtdragende van een gedachtenwisseling tusschen
personen, die het oog gericht houden op stukken, die moeten in
komen, en anderen die zich bezighouden met bescheiden, die voor
eeuwen ingekomen zijn, geloof ik niet sterk. Ik vrees, dat beide
partijen er op achteruit zullen gaan. Maar ik kan mij vergissen^
K. H.
Schepenkist-oorkonden.
Zooals dit bij de meeste groote archieven het geval zal zijn,
bevat ook het oud-archief der gemeente Arnhem een aantal stukken,
waarvan het na oppervlakkig onderzoek niet was uit te maken in
welk verband zij tot dit archief staan en waar hun plaats m den
inventaris zou moeten zijn. Onder deze stukken heeft een collectie
van ruim 300 charters mij eenige moeite veroorzaakt om uit te maken,
met wat voor soort stukken ik te doen had. Het resultaat van mijn
onderzoek, voor zooverre dat afdoende mag worden genoemd, laat
ik hier volgen.
De archiefstukken welke ik op het oog heb - het zijn, welgeteld,
311 charters - zijn alle onbezegeld; zij zijn zonder uitzondering van
perkament. Eenige malen zijn op één stuk perkament twee oorkonden
afgeschreven, zoodat het aantal oorkonden het getal 31 1 overschrijdt.
De stukken zijn gedateerd tusschen 1293 en 1348; de taal, waarin
de oorkonden zijn geschreven, is, behoudens één uitzondering, latijn.
Hun inhoud is van privaat-rechtelijken aard; de voornaamste er in
voorkomende rechtshandelingen zijn: overdracht van goederen (zoowel
onroerende als roerende), verpanding, vestiging van renten, schuld
bekentenis, huwelijksgift, vestiging van vruchtgebruik, testament, boede -
scheiding, vestiging van erfpacht, verpachting, minnelijke schikking,
getuigenverklaring e. d.
Hetgeen voorts opvalt, is, dat ongeveer deel dezer charters,
n.l. 202 stuks, op de rugzijde notities bevatten, welke aangeven, te
wiens behoeve de oorkonden zijn opgemaakt. Op ruim /3 der charters
komt geen aanteekening voor of is die niet meer zichtbaar, doordat
het charter aan de achterzijde met dik, weinig doorzichtig papier
beplakt is. Vooral bij de oorkonden, dateerende van de jaren 18Ud
en 1303, ontbreken deze dorsale notities. Als voorbeeld van zulk een
aanteekening noem ik die op een oorkonde, waarbij aan zekeren