50 Bataafsche Gemeenebest in te vorderen van 4 October 1805, zullen worden overgebracht naar de Rijksarchiefbewaarplaats, gevestigd in de hoofdplaats der provincie, binnen welke de gemeente is gelegen, waar de ambtenaar van den burgerlijken stand, door wien die registers thans bewaard worden/gevestigd is. Artikel 2. De in artikel 1 genoemde registers worden gesteld onder den Rijksarchivaris, die belast is met het beheer van de Rijksarchief bewaarplaats. waarheen de registers zullen zijn overgebracht. Artikel 3. De overbrenging der in artikel 1 genoemde registers geschiedt op de wijze en op het tijdstip, tusschen den ambtenaar van den burgerlijken stand, die de registers bewaarde en den Rijksarchivaris van de Rijksarchiefbewaarplaats, waarheen zij worden overgebracht, in gemeen overleg te bepalen, met dien verstande, dat de over brenging moet plaats vinden vóór 1 November 1930. Indien het overleg tusschen den ambtenaar van den burgerlijken stand en den Rijksarchivaris niet tot eenstemmigheid leidt, beslist de Algemeene Rijksarchivaris. Artikel 4. Van de in artikel 1 genoemde registers, die naar eene Rijks archiefbewaarplaats worden overgebracht, maakt de Rijksarchivaris van die bewaarplaats een inventaris in duplo op, die van een ver klaring aangaande die overbrenging wordt voorzien. Beide exemplaren worden door den ambtenaar van den burgerlijken stand en den Rijks archivaris onderteekend. Eén exemplaar wordt door den ambtenaar van den burgerlijken stand, het ander in de Rijksarchiefbewaarplaats bewaard. Artikel 5. De kosten van overbrenging van de in artikel 1 genoemde registers naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen worden uit de ten be hoeve van die Rijksarchiefbewaarplaatsen op de Rijksbegrooting uit getrokken gelden geleden. Artikel 6. Onze Minister van Onderwijs, Kunstenen Wetenschap is gemachtigd aan de Rijksarchivarissen op te dragen, aan gemeenten, die een eigen archivaris en doelmatige archieflokalen hebben, van de overeenkomstig artikel 1 naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen overgebrachte registers de zoodanige, welke die gemeenten betreffen, tot wederopzeggens 51 in bewaring te geven, onder voorwaarde, dat het betrokken gemeente bestuur zich verbinde a. de genoemde registers zoo spoedig mogelijk, in elk geval binnen de tijd van vijf jaren, te doen inventariseeren naar een door Onzen voornoemden Minister goed te keuren plan; b. in een reglement voor het gemeentearchief en eene instructie voor den gemeentearchivaris op die registers toepasselijk te verklaren de voorde Rijksarchiefbewaarplaatsen geldende of nader vast te stellen bepalingen omtrent de toegankelijkheid en het gebruik van archieven; c. te alle tijde aan Onzen voornoemden Minister, den Algemeenen Rijksarchivaris en de Rijksarchivarissen in de provinciën desverlangd eenige der bedoelde registers tijdelijk af te staan of kosteloos de ten behoeve van het Rijk verlangde afschriften te verstrekken; d. aan den Algemeenen Rijksarchivaris en aan den Rijksarchivaris in de provincie, waartoe de gemeente behoort, steeds toegang tot de bewaarplaats van die registers te doen verleenen; e. terstond mededeeling te doen aan Onzen voornoemden Minister van ieder vaststelling, wijziging of intrekking van een reglement voor het gemeentearchief of van eene instructie voor den gemeentearchivaris en van iedere benoeming, schorsing, ieder ontslag of overlijden van een ambtenaar, behoorend tot het personeel van het gemeentearchief. Onze Ministers van Onderwijs, Kunsten Wetenschappen, van Justitie en van Financiën zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden ge plaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer. Het Loo, den óden juli 1929. WILHELMINA. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, De Minister van Justitie, De Minister van Financiën, Uitgegeven den achttienden Juli 1929. De Minister van Justitie, WASZINK. DONNER. DE GEER. J. DONNER.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 31