48
in elk geval binnen den tijd van vijf jaren, te doen inventariseeren
naar een door Onzen voornoemden Minister goed te keuren plan;
b. in een reglement voor de gemeentelijke archiefbewaarplaats
en eene instructie voor den gemeente-archivaris op die boeken en
papieren toepasselijk te verklaren de voor de Rijksarchiefbewaar
plaatsen geldende of nader vast te stellen bepalingen omtrent de
toegankelijkheid en het gebruik van archieven;
c. te allen tijde aan Onzen voornoemden Minister, den Alge-
meenen Rijksarchivaris en de Rijksarchivarissen in de provinciën des-
verlangd eenige der genoemde boeken en papieren tijdelijk af te
staan of kosteloos de ten behoeve van het Rijk verlangde afschriften
te verstrekken
d. aan den Algemeenen Rijksarchivaris en aan den Rijksarchivaris
in de provincie, waartoe de gemeente behoort, steeds toegang tot
de bewaarplaats van die boeken en papieren te verleenen
e. terstond mededeeling te doen aan Onzen voornoemden
Minister van iedere vaststelling, wijziging of intrekking van een
reglement voor de gemeentelijke archiefbewaarplaats of van eene
instructie voor den gemeente-archivaris en van iedere benoeming,
schorsing, ontslag of overlijden van een ambtenaar, behoorend tot
het personeel van de gemeentelijke archiefbewaarplaats.
Onze Ministers van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen en
van Justitie zijn, ieder voor zooveel hem betreft, belast met de uit
voering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst
en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State
en de Algemeene Rekenkamer.
Het Loo, den 31 sten Mei 1929.
WILHELMINA.
De Minister van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen,
De Minister van justitie,
Uitgegeven den veertienden Juni 1929.
De Minister van Justitie,
49
Besluit van den 6den Juli 1929, Staatsblad no. 181)
tot regeling van de overbrenging naar de Rijks-
archiefbewaarplaatsen van de registers der over
ledenen, opgemaakt ingevolge de „Ordonnantie
eener Belasting op het Recht van Successie" van
4 October 1805.
Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden,
Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz.
Op de gemeenschappelijke voordracht van Onzen Minister van
Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, van Onzen Minister van
Justitie en van Onzen Minister van Financiën van 25 Maart 1929,
no. 139194, afdeeling Kunsten en Wetenschappen, van 9 April 1929,
le Afdeeling C, no. 885, en van 19 April 1929, no. 13, Afdeeling
Indirecte Belastingen;
Overwegende, dat het wenschelijk is de registers der over
ledenen, opgemaakt ingevolge de Ornonnantie eener Belasting op
het Regt van Successie van 4 October 1805 en krachtens het
Koninklijk besluit van 23 Januari 1824 onder bewaring van de ambte
naren van den burgerlijken stand gesteld, naar de Algemeene Rijks-
archiefbewaarplaats te 's-Gravenhage en naar de Rijksarchiefbewaar
plaatsen in de provinciën over te brengen;
Gelet op artikel 19, tweede lid van de Archiefwet 1918 Staats
blad no. 378), gelijk zij gewijzigd is bij de wet van 1 4 Mei 1928
(iStaatsblad no. 177);
Den Raad van State gehoord (advies van 28 Mei 1929, no. 20);
Uelet op het nader rapport van Onze voornoemde Ministers van
8 Juni 1929, no. 2712, Afdeeling Kunsten en Wetenschappen van
15 Juni 1929, le Afdeeling C, no. 918 en van 2 Juli 1929, no. 69,
afdeeling Indirecte Belastingen
Hebben goedgevonden en verstaan
met intrekking van het Koninklijk besluit van 23 Januari 1824
en van Ons besluit van 18 September 1919 Staatsblad no. 576)te
bepalen als volgt
Artikel 1
De registers der overledenen, opgemaakt krachtens de Ordon
nantie eener Belasting op het Regt van Successie alomme in het
WASZINK.
DONNER.
J. DONNER.
1) Ned. Archievenblad 1919/1920, blz. 38 vlg.
4