38 Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen, dat de laatste volzin van de eerste alinea van artikel 3 van Ons besluit van 28 Augustus 1919 Staatsblad no. 547) zal worden gelezen als volgt: In dat geval is deze bevoegd, den hiervoor genoemden termijn zoodanig te verlengen, als de voorziening in het ruimtegebruik zal vereischen. Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Kaad van State en de Algemeene Rekenkamer. Het Loo, den 15den April 1929. m w WILHELMINA. Kunsten en Wetenschappen, De Minister van Justitie, Uitgegeven den negen en twintigsten April 1929. De Minister van Justitie, II. Besluit van den 23st- April 1929, [Staatsblad no. 171) tot regeling van de overbrenging naar de Rijks archiefbewaarplaatsen van de registers van den Bur gerlijken Stand tot 31 December 1842, op de griffies van de arrondissementsrechtbanken berustende. Wij WILHELMINA, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, r rinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. rs j°P de gemeenschaPPel'ike voordracht van Onzen Minister van Onderw.is, Kunsten en Wetenschappen en van Onzen Minister van Justitie van 12 Februari 1929, no. 547/4, Afdeeling Kunsten en Weten schappen, en van 18 Februari 1929, le Afdeeling C, no. 948; Overwegende, dat het wenschelijk is, het oudste gedeelte der op de griffies der arrondissements-rechtbanken berustende registers 39 van den Burgerlijken Stand naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen over te brengen Gelet op de Archiefwet 1918 (Staatsblad no. 378), gewijzigd en aangevuld bij de wet van 14 Mei 1928 (Staatsblad no. 177); Den Raad van State gehoord, (advies van 26 Maart 1929. no. 24); Gelet op het nader rapport van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 9 April 1929, no. 1595/i, Afdeeling Kunsten en Wetenschappen, en van Onzen Minister van Justitie van 16 April 1929, 1e afdeeling C, no. 913; Hebben goedgevonden en verstaan te bepalen als volgt Artikel 1 De registers van den Burgerlijken Stand met de daarin gehechte stukken, de daarbij behoorende jaarlijksche alphabetische tafels en de tienjaarlijksche alphabetische tafels tot 31 December 1842 worden van de griffies der arrondissements-rechtbanken, waarin zij berusten, overgebracht naar de Rijksarchiefbewaarplaatsen in de hoofdplaatsen van de provinciën, waarin de gemeenten, waarop de registers en de tafels betrekking hebben, gelegen zijn. Ten aanzien van de provincie Zuid-Holland geschiedt de over brenging naar de Algemeene Rijksarchiefbewaarplaats te 's-Gravenhage. Artikel 2. De overbrenging van de in artikel 1 genoemde registers en tafels geschiedt op de wijze en op het tijdstip, tusschen den griffier van de arrondissements-rechtbank, onder wien zij tot dusverre berusten en den Rijksarchivaris van de Rijksarchiefbewaarplaats, waarheen zij worden overgebracht, in gemeen overleg te bepalen, met dien ver stande, dat de overbrenging moet plaats vinden binnen tien jaren na het in werking treden van dit besluit. Indien geen voldoende ruimte beschikbaar is, zal door de zorgen van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen hierin zoo spoedig mogelijk worden voor zien. In dat geval is deze bevoegd den hiervoor genoemden termijn zoodanig te verlengen als de voorziening in het ruimtegebruik zal vereischen. Indien het overleg tusschen den griffier en den Rijksarchivaris niet tot eenstemmigheid leidt, beslist de Algemeene Rijksarchivaris. Ue Minister van Onderwijs, WASZINK. I. DONNER. I. DONNER. Vgl. in het bijzonder art. 11 bis van die wet. Nv. d. R.).

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 25