32 het archief ressorteert, en van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Artikel II. Waar in de artikelen 3 en 4 van Ons hiervoor genoemd besluit staat: Onzen Minister van Binnenlandsche Zaken wordt daarvoor gelezen Onze Ministers van Binnenlandsche Zaken en Landbouw en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Artikel III. Waar in artikel 5 van Ons hiervoor genoemd besluit staat Onzen Minister van Waterstaat, wordt daarvoor gelezen Onze Ministers van Waterstaat en van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen. Artikel IV. Aan Ons hiervoor genoemd besluit worden twee nieuwe artikelen toegevoegd, luidende als volgt Artikel 7. Behalve in geval van overbrenging van de eene in de Archiefwet 1918 Staatsblad no. 378) aangewezen bewaarplaats naar de andere, is vervreemding van archiefstukken, ongeacht of deze al of niet in eene dier bewaarplaatsen berusten, of van andere in een dier bewaar plaatsen berustende stukken alleen geoorloofd, nadat daartoe is ver kregen de machiging van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, die deze machtiging niet verleent dan na den Alge- meenen Rijksarchivaris te hebben gehoord. Artikel 8. In de plaatsing op een lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken of in eene machtiging tot vernietiging van stukken is die tot vervreemding niet begrepen. Onze Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen is belast met de uitvoering van dit besluit, hetwelk in het Staatsblad zal worden geplaatst en waarvan afschrift zal worden gezonden aan den Raad van State en aan de Algemeene Rekenkamer. Het Loo, den 14den juni 1929. WILHELMINA. De Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, Uitgegeven den zeven en twintigsten juni 1929. De Minister van Justitie, 33 Besluit van den 15den April 1929 (Staatsblad no. 159) tot wijziging van Ons Besluit van 2 September 1919 Staatsblad no. 552)1) tot vaststelling van den alge- meenen maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 10 der Archiefwet 1918 Staatsblad no. 378). Wij Wilhelmina, bij de Gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz., enz., enz. Op de voordracht van Onzen Minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen van 12 Februari 1929, no. 544/3, Afdeeling Kunsten en Wetenschappen; Overwegende, dat tengevolge van de bij de wet van 14 Mei 1928 (Staatsblad no. 177) in de Archiefwet 1918 Staatsblad no. 378) aan gebrachte wijzigingen en aanvullingen enkele redactiewijzigingen noodig zijn geworden in Ons besluit van den 2den September 1919 Staatsblad no. 552) tot vaststelling van den algemeenen maatregel van bestuur, bedoeld in artikel 10 der Archiefwet 1918 Staatsblad no. 378); Den Raad van State gehoord (advies van 26 Maart 1929, no. 26); Gelet op het nader rapport van Onzen voornoemden Minister van 9 April 1929, no. 1593. Afdeeling Kunsten en Wetenschappen; Hebben goedgevonden en verstaan: j; te bepalen als volgt: Artikel I. In de eerste zinsnede van artikel 1 en in de eerste zinsnede van artikel 2 van Ons besluit van den 2den September 1919 Staatsblad no. 552) vervallen de woorden: behoudens de overeenkomsten en beschikkingen, bedoeld in artikel 2 der Archiefwet 1918 Staatsblad no. 378). Artikel II. Achter artikel 2 van ons meergenoemd besluit wordt een nieuw artikel 2bis ingevoegd, luidende als volgt: Ten aanzien van archieven en andere bescheiden, die krachtens overeenkomsten met of ingevolge beschikkingen van particuliere in stellingen of personen in eene der Rijksarchiefbewaarplaatsen berusten, gelden de in de artikelen 1 en 2 gestelde regelen slechts voorzoover in die overeenkomsten of beschikkingen niet anders is bepaald. WASZINK. DONNER. '1 Zie Ned. Archievenblad, 1919/1920, blz. 32 vlg. 3

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1930 | | pagina 22