48 de grafelijkheid na den dood van den houtvester het geheel zou mogen aanvaarden, „mits opleggende ende betalende alsulcken somme, als t voorseyde huys ende timmerage van dien by goede mannen' hen des verstaende, sal waerdigh bevonden worden", waarop de Kekenkamer bi, appointement van den 12en Juni bepaalde, dat den ouden steen, jegenwoirdich ter plaetse leggende" voor de herstel lingen mocht worden gebruikt. Waarschijnlijk kwam er van den voorgenomen herbouw voorloopig mets. De Viry, die naar het schijnt in financieele moeilijkheden verkeerde blijkt in 1589 zijn administratie zoodanig in wanorde te hebben, dat de Staten den Óen Jujj hem op grond van „fauten, d'sordre ende m.sbruycken" ter verantwoording riepen. En zijn opvolger, jhr Willem Bloys van Treslong, die bij commissie van den 22en Januari 1592 werd aangesteld en tot zijn dood in 1594 op het huis te Zwieten b„ Leiden verbl„f hield, kan daarvan moeilijk hebben gebruik gemaakt terwijl zijn opvolger en mede-watergeus Johan van Duvenvoorde, heer van Warmond, Alkemade en Esselickerwoude, blijkens de door hem ontvangen correspondentie zijn zetel op het kasteel Warmond had gevestigd z). Zoo waren dus weldra alle gevluchte colleges door nieuwe vervangen en zagen de uitgewekenen zich steeds meer bedrogen in de hoop, ooit weer de oude plaatsen te bezetten. Immers de krijgs kans bleek hun weldra ongunstig en het jaar 1576 bracht daarin nog meer stab.litert. De tot dien tijd vrij ongeorganiseerde strijd der verschillende Noord- en Zu.dnederlandsche gewesten was, dank zij de Pacificatie van Cent (8 Nov. 1576), weldra herschapen in een eenheidsfront van althans in hoofdzaak eenswillende strijders voor I eZf /aak en de afgedwongen bewilliging van den nieuwen landvoogd 27 anuari 1577 - en de approbatie des konings - April 1b// - schenen daaraan meer relief te zullen geven. 49 De discoursen van Cornelis Matelieff de Jonge over den staat van Oost-Indië 1608—1610. In het begin van Herfstmaand 1608 was de admiraal der Oost- Indische Compagnie Cornelis Matelieff de Jonge met de Orange, het admiraalschip der vloot, welke onder zijn bevel in 1605 was uitge zeild, in patria teruggekeerd. Matelieff vestigde zich in zijn woonstad Rotterdam, waar hij een bewindhebbersplaats had in de Kamer der O.-I. Compagnie. Zijne bevindingen en inzichten zou Matelieff weldra gaan samenvatten in verschillende discoursen (gelijk de admiraal zijn vertoogen noemt), die wij kennen uit de publicatie ervan in het opstel van J. C. Frederiks. Cornelis Cornelisz. Matelieff de Jonge en zijn geslacht Rotterdamsche Historie-Bladen, derde Afdeeling). Daar in deze uitgave onnauwkeurigheden zijn ingeslopen, die tot misverstand kunnen leiden, zou ik over de verhandelingen van Matelieff een en ander willen mededeelen. Enkele der discoursen, door Matelieff zelf geschreven, zijn bewaard gebleven bij de OLDENBARNEVELT-papieren in de Loketkas der Staten van Holland (onder nummer B 32 no. 2). Frederiks gebruikte deze stukken, maar heeft eveneens afgedrukt de simpele copieën van sommige, die behooren tot papieren, afkomstig van Hugo de Groot. Eene verzameling Grotiana, eertijds bezit der familie Cornets de Groot, werd in November 1864 door Martinus Niihoff te 's-Graven- hage geveild. Als eerste deel der collectie vermeldt de auctiecatalogus een „Recueil concernant les voyages des Hollandais aux Indes Orien- tales, la Compagnie des Indes etc. 1600—1616." Dit recueil, door Grotius in doorloopende nummering gefoliëerd, werd in 42 kavels gesplitst ter veiling gebracht. Voor het Rijksarchief te 's-Gravenhage mocht het gelukken een groot aantal dezer kavels (hoewel nog niet de helft van het geheele aantal) aan te koopen enkele andere verwierf de Rotterdamsche archivaris J. H. Scfieffer voor het gemeente archief aldaar. In deze beide aankoopen waren alle bescheiden, ten name van Cornelis Matélieff in den auctie-catalogus vermeld, begrepen op één brief na; deze brief, gedateerd 14 December 1613 en door Matelieff gericht aan Hugo de Groot, destijds pensionaris van Rotterdam, kwam opnieuw in openbare veiling ter auctie Frederik Muller in het jaar 1882 en werd toen voor het Rijksarchief te 's-Gravenhage ver worven. 2) Wordt vervolgd). Archief Rekenkamer, appointementen 1584-89, fol. 85. Inventaris Houtvesterij, Verslag R. O. Arch 1924 (blz 217 titel™ tl n vester en zijn meesterknapen waren veroordeeld. (Teg. St. HotndbuÖ Van d en aankoop der Grotiana wordt geen melding gemaakt in de brief wisseling van den archivaris des Rijks; de aanwinst voor het Rijksarchief staat dan ook niet opgegeven in R. FRUIN De Gestie van Bakhuizen van den Brink als archi varis des Rijks. 2) In de Rotterdamsche Historiebladen wordt van dezen brief geen gewag gemaakt; de auctie-catalogus van 1864 geeft als datum foutief 14 Nov. 1613 op. 4

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1928 | | pagina 30