34 van de bevoegdheid van het college, het aanzien van de leidende persoonlijkheid al was zijn ambt weinig meer dan een eerepositie blijkbaar niet gedaald en nog in de zestiende eeuw, toen de ridder schap haar beteekenis reeds verloor en de Kamer het einde van haar glorierijk bestaan naderde, werd tot het „registermeesterscip van onse registeren ende leenen met de bewaernisse van onsen chartren van onsen lande van Hollandt ende Vrieslandt" aangesteld ViüLiUS van Aytta van Zuychem, president van den Geheimen Raad en geleerde van internationale beteekenis, terwijl het vóór hem aan mr, Vincent Corneliszoon VAN Mierop, tresaurier-generaal van de Financiën, den „grooten Vincent", na hem (sedert 1577) aan Arnoud Sasbout, pre sident van den Geheimen Raad, was toevertrouwd 2). En de omschrijving van hun werkkring geeft evenzeer naar het uiterlijk een hoogen indruk van het betreffende ambt„onsen rechten, hoicheyt, heerlicheyt, chartren ende brieven te bewaren; alle manieren van leenen, van ons als Grave van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt gehouden, te verlyen ende voirts al te doen, des een goet ende getrouwe register- meester ende bewairder van onse voorseyde chartren ende leenen schuldich es ende behoirt te doene, behoudelick, dat hij gheen leenen verlyen en sal, dair eenighe zwaricheyt ofte duysternisse inne valt ofte oick eenige copien ofte extracten uuyt onse registercamer oft chartren gheven dan by advyse van onsen lieven ende getrouwen stadthouder, die eerste ende andere Raden oft die ander luyden van onsen Rekeningen in Hollandt" 3). En wanneer dan ViGLius door zijn 35 voortdurende uitlandigheid genoodzaakt was gebruik te maken van het hem bij commissie verleende recht om „by advise van onsen |ieven ende getrouwen die luyden van onsen Rekeninge in Hollandt" een plaatsvervanger te stellen, werd er ter bewaring van de bedoelde registers en verder om „die leenen, dier gevallen zijn ende vallen zullen te verlyen ende te doen registreren, de briefven daeraf te expedieren" etc., den 14 Febr. 1551 eerst mr. Vincent Dammasz, raad en meester-ordinaris van de Rekenkamerschoonzoon van Vincent van Mierop, en na diens verscheiden na een voor- loopige aanstelling, d.d. 28en Augustus op den 12en October 1554 mr. Cornelis Suys, heer van Rijswijk, president van den Hove van Holland, aangewezen 2). Overigens was het personeel van dit kleine, maar deftige bureau uiterst gering. Nevens den „griffier van onse Camere van den Registeren van den Leenen van Hollandt, Zeelandt ende Vrieslandt" Cornelis Oem, die sedert 1564 dien post bekleedde 3) en in gelijke functie bij het Leenhof werkzaam was, had men er een klerk of secretaris, als hoedanig den 28en juli 1556 mr. Cornelis Barthouts werd aangesteld4). Een dergelijke samenstelling bleek echter allerminst een waarborg voor de juiste oplossing van de moeilijke kwesties en geschillen betreffende de leenen en in het jaar 1469 machtigde Karei de Stoute zijn stadhouder tot het kiezen van leenmannen, om met hun hulp de leengeschillen en ingewikkelde gevallen op te lossen, zonder dat echter van een behoorlijke regeling sprake was. Het leenrecht raakte tot een volkomen verwarring en met aandrang werd daarom tot Karei V het verzoek gericht, de leengeschillen aan het oordeel van het Hof van Holland op te dragen 5). Nauw bij de Leen- en Registerkamer aangesloten en in hooge mate verwant aan het Hof van Holland ontstond dus in den aanvang van Kareis regeering het Leenhof van Holland. Dit eigenaardig verband met laatstbedoeld college komt duidelijk tot uitdrukking in de des betreffende instructie, den 20en Maart 1519 te Mechelen gegeven6). uitspraak van het Hof van Holland, bijgestaan door eenige leenmannen van Holland, van den 23en |anuari 1447, gewezen ten nadeele van een zekeren CLAES PlETER BERTOUTSZN, die aanvoerde, dat het leen was ontstaan uit de goederen, die via zi|n oom van zi|n grootvader hem bestorven waren (Hof, Elfde mem. van Rose, fol. 186 vo.) Herhaaldelijk gebeurt het dan ook, dat de Rekenkamer in leenzaken wordt gemengd, ofschoon de instructie van den Hove van 1531 in de art. 3 en 6 haar taak en die van de Leencolleges inzake „domeinen" en „leenen" gescheiden tracht te houden. Wanneer biiv. die van de Financiën te Brussel in 1564 een verzoek bereikt tot het verheffen van een recht in een onversterflijk erf leen, wordt daarvoor behalve het advies van het Leenhof ook dat van de Rekenkamer gevraagd (Archief Rekenk. Mem. 11, fol. 24 vo.brief van 21 Febr. 1564). En als SEBASTIAAN HyMANS VAN DE KETEL, die in Zwijndrecht eenige landen in leen heeft, in 1568 zonder mansoir sterft, legt de Rekenkamer beslag en berichten die van de Financiën te Brussel, „dat ghy wel ghedaan hebt" (Aldaar, fol. 100 vo). 2) Zwarte ruyghe register van commissiën, 15401559. Commissie VlGLIUS VAN ZUYCHEM, 25 Nov. 1550, fol. 127. In de aanstelling van zijn substituut VINCENT DAMMASZ (als voren fol. 128 14 Feb. 1551) heet hij „bewaerder van zijnder Majesteyts registeren ende leenen". Van hoe groot belang een nauwlettende bewaring o.a. van de leen- registers was, bleek, toen in 1346 onder WILLEM V VAN BEYEREN brieven, registers en alle andere bestanddeelen van het archief waren ontvreemd. (R. blz. 691), terwijl onder PHILIPS VAN BOURGONDIË de leenregisters van Bewester- en Beoosterschelde door gebrek aan zorg van eenige zijner ambtenaren, „ayans lors le gouvernement de ses finances", waren zoek geraakt. (KLUIT, Hist. Holl. Staatsregeling V, (Amst. 1805), blz. 457. 8) Als voren. Als voren, fol. 128. 2) Als voren, fol. 185. De eed werd door hem voor d e R e k e n ka m e r afgelegd. Blijkens de instructie is zijn titel: stadhouder van de leenen. 8) Commissieboek 1560—1580, fol. 72 vo. Eed voor de Rekenkamer. De commissie is gegeven te Brussel 25 Maart 1565. 4) Zwarte ruyghe register van commissiën, 15401559. fol. 224. Hij sterft als griffier van 't Leenhof. Commissie Leenhof, aanhef: Gr. Plakkaatboek II, kolom 683. Reeds eerder is hier vermeld, dat het Hof van Holland vóór de instelling van het Leenhof inzake leengeschillen werkzaam was. Maar ook daarna was dat nog het geval, bijv. 21 Aug. 1560 (Hof, Ie Register van Missiven fol. 72) en 17 Mei 1561 (aldaar, fol. 85.) 6) Gr. Plakkaatb., aldaar.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1928 | | pagina 23