8 Toespraak van den Voorzitter. 9 Geachte medeleden, Wanneer ik bij den aanvang dezer bijeenkomst het woord neem om de belangrijkste gebeurtenissen uit het jaar, dat achter ons ligt, te herdenken, dan dringt zich voor alles naar voren de herinnering aan het droev.ge sterfgeval, dat aan Amsterdam zijn archivaris en aan ons onzen collega Breen ontnomen heeft. Bij zijne begrafenis was het bestuur onzer vereemgmg vertegenwoordigd door dr. Moll, dat van de afdeehng van gemeentearchivarissen door den heer Dresch be,den hebben uiting gegeven aan de gevoelens van smart, waarmede zijne ambtgenooten zijn heengaan betreuren, en van waardeering, voor wat h„ m zijn leven heeft verricht. Toch had hij meer kunnen doen, zoo de omstandigheden hem gunstiger waren geweest. Breen is te ang adjunct-archivaris, te kort archivaris geweest. Natuurlijk had hij vee vroeger elders eene archivarisplaats kunnen krijgen, maar hij was een echte Amsterdammer, en zijn hart hing aan de stad zijner inwoning. Als archiefambtenaar was hij verplicht den weg te bewandelen, hem doorzijn chef aangewezen; wilde hij zijn eigen weg volgen, dan moest hi, buiten het archiefwezen gaan. Dat heeft hij dan ook gedaan, en de jaarboeken van Amstelodamum kunnen getuigen met welk succes! e werkzame man trad in tal van vereenigingen en commissies als secretaris op hielp tentoonstellingen organiseeren en wijdde menig artikel aan de eene of andere bijzonderheid, de geschiedenis van Amsterdam betreffende. En toen hij eindelijk als archivaris opgevolgd was, was h„ te oud geworden om het archief in nieuwe banen te leiden Laat ons hopen, dat het zijn opvolger gegeven zal zijn de inventarisatie van het Amsterdamsche archief, waarin groote achter stand heerscht, met kracht ter hand te nemen. Naast het Amsterdamsche archief trekt vooral het Haagsche de aandacht Gelijk Gij weet, heeft het een nieuw gebouw betrokken, dat m vele opzichten beter dan het vorige aan de vereischten voldoet en m elk geval de nood,ge ruimte, waaraan het in het gebouw op den Zwarteweg haperde, biedt om alle archivalia te bergen en nog wat overlaat voor nieuwe aanwinsten. Het is waar, het nieuwe gebouw is met volmaakt, het levert zelfs eenig brandgevaar op; dadelijk is daarop ,n de plaatselijke bladen gewezen. Echter is het niet dat, waarbij ik hier Uwe aandacht bepalen wil, maar iets anders. Het meuwe gebouw is met eene zekere plechtigheid geopend, en ik wil Uwe aandacht een oogenblik bepalen bij de rede, die de burgemeester van s-Gravenhage bij die gelegenheid gehouden heeft. Die rede heeft op mij den indruk gemaakt van eene apologie voor de groote uitgaven (pl.m. f 60.000. die de gemeente had moeten doen om een oud schoolgebouw eenigermate tot archiefbewaarplaats om te bouwen. Op een budget van 77 millioen gulden (uitsluitend kapitaaldienst was het voor deze verbouwing uitgegeven bedrag toch slechts eene luttele som. Toch heeft burgemeester Patijn zich de moeite gegeven om het praktische nut en de wetenschappelijke beteekenis van het archief aan zijne hoorders duidelijk te maken. En ik had allerminst het gevoel, dat de spreker bezig was d'enfoncer une porte ouverte; neen de burgemeester van den Haag kent zijne Pappenheimers, en hij gevoelde, dat het noodig was zoo te spreken, dat de uitgaven, voor een nieuw gebouw gedaan, voor het gros der raadsleden en hunne kiezers verklaring en rechtvaardiging behoefden. Wanneer men ziet, hoe weinig men bij de publieke opinie heeft bereikt, hoe weinig het archiefwezen bij het groote publiek wordt gewaardeerd, zou men er moedeloos onder worden. En het Rijk is in deze niet beter dan de gemeente Den Haag. In de Eerste Kamer is op herstel der archiefschool aangedrongen. De minister verklaarde, dat de bestaande toestand niet definitief was, dat hij het gevoelen der examencommissie zou inwinnen; echter is het onbeduidende bedrag, voor het herstel der archiefschool noodig, (pl.m. 7 7000. niet op de begrooting gebracht. Ik herinner er aan, dat de totaal uitgaven van het departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen op 7 149337205.— geraamd zijn. Maar veel erger is, wat met het Drentsche Rijksarchief is gebeurd. Dat, toen in 1924 bezuinigd moest worden op het archiefwezen, in de eerste plaats het Rijksarchief in Drente daarvoor in aanmerking kwam, lag voor de hand. De archieven, die er bewaard worden, zijn definitief geïnventariseerd, de archivarissen van Drente zochten naar werkzaamheid, de uitgave van een plakaatboek van Drente, dat nu juist niet gezegd kon worden in eene dringende behoefte te voorzien, werd op touw gezet; de kerkhervorming in Drente werd in eene reeks artikelen beschreven, een nuttig werk zonder twijfel, maar dat eerst mocht ter hand genomen worden en ook eerst ter hand genomen is, nadat de inventarisatie was afgeloopen. Daarbij komt, dat de belangstelling in het Drentsche archief minimaal is: er zijn weinig bezoekers, er komen weinig vragen van elders in. Het personeel, hoewel toch reeds kleiner dan bij de andere Rijksarchieven, was voor het werk, dat er te doen was, toch eigenlijk te groot. Eerst heeft Daarnaast staat nog de gewone dienst, die dat jaar (1925) iets meer dan 56 millioen gulden bedroeg. In totaal had de gemeente 's-Gravenhage dus een budget van meer dan 133 millioen gulden, waarvan ongeveer f 60000. d.i. 1/2216, voor verbouwing van het archief werd besteed.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1928 | | pagina 10