188 189 Berichten. de fonds numériquement importants. Mais, au point de vues de la formation des archi- vistes, cela n'a guère d'importance. Pénétré des principes qui doivent présider a la confection d'un bon inventaire, l'archiviste appliquera aux fonds qu'il sera appelé a inventorier dans la suite les méthodes dont il s'est inspire dans son premier travail Nous avons déja dit, c'est Ie principe de provenance qui est applique aussi rigoureusement que possible dans la redaction des inventaires. Non seulement chacun de ceux-ci ne concerne qu'un seul fonds, organiquement constitué, mais toutes les grandes divisions de chacun de ces fonds sont reconstituées telles qu'elles existaient a l'èpoque oü le corps dont ils proviennent était encore en vie. D'autre part, on a tenu a observer la régie qui veut qu'un inventaire ne doit servir que de guide et ne doit nullement dispenser le chercheur de recourir aux documents inventoriésCeci pour justifier Ie caractère qu'on jugera peut être un peu trop laconique de certaines rubriques II sera superflu, croyons-nous, d'insister sur les avantages du système que nous avons cru devoir adopter pour Ie cours pratique d'archivéconomie. L'Etat et les tra- vailleurs des archives ont un interêt direct a voir s'accroitre chaque année d'une unité au moins Ie nombre de fonds pourvus d'un inventaire, Sans doute il y a la une charge sérieuse pour le professeur. Au lieu de prendre un type invariable, comme cela se pratiquait jadis dans les cours pratiques de critique historique de certaines Universités qui finirent presque par dégénérer en cours théoriques et qui, dans tous les cas, allégeaient considérablement la tache du maltre, le fait de choisir chaque année un fonds nouveau entraine pour lui I'obligation de s'initier a la composition du fonds et de l'etudier dans tous ses détails, Mais aussi, quel stimulant pour les élèves I Avoir la certitude de produire un travail utile et nouveau, auquel s'attachera leur nom dés leur entrée dans la carrière; savoir, d'autre part, qu'ils vont créer eux-mêmes un modèle auquel ils pourront se conformer dans la suite, alors qu'ils s'attaqueront a des fonds dont le classement durera de longues années, n'est-ce pas la une garantie sérieuse pour I'exe- cution consciencieuse d'un travail qui, au surplus, doit décider de leur avenir Après une expérience de six ans, |e puis déclarer en conscience qu' a aucun moment je n'ai vu le zèle de mes élèves se refroidir dans i'accomplissement de leur tache. Et les espérances que j'ai fondées sur eux, ne se sont pas davantage démenties Plusieurs jeunes archivistes-stagiares ont été nommés aux Archives de I'Etat dans les provinces oü ils pourront continuer l'oeuvre ébauchée dans la capitale. Déja les dépots d'Anvers, de Gand, de Bruges ont acceuilli des archivistes formes a la nouvelle méthode. Et en attendant qu'il me soit doriné d'en voir dans la plupart des autres dépots de I'Etat, j'ai eu, des-a-présent, la consolation de pouvoir essaimer dans les Archives de nos villes, de nos établissements charitables, de nos abbayes. De plus, l'Université de Louvain a introduit l'archivéconomie dans le programme des cours de la faculté de Philosophie et Lettres et, si je suis bien informé, les mét hodes que j'ai eu l'avantage de préconiser depuis six ans, y sont enseignées par un professeur de grand talent, qui est, en même temps, un de nos meilleurs historiens. Ce sont la autant de manifestations encourageantes témoignant de la vitalité et de la rapide extension du nouvel ordre de choses. L'apparition de ce volume contribuera, j'en ai la conviction, a répandre davantage encore les idéés nouvelles et a gagner des adhérents dans les milieux oü les événe- ments ont empêché les théories scientifique de pénétrer jusqu ici." Voir MULLER, FEITH en PRUIK. Handleiding voor het ordenen en beschrijven van Archieven, 37. Jaarboek van het Genootschap ,,A mstelodamu m" 19 2 7. Ook ditmaal komen in dit jaarboek, dat natuurlijk begint met een In Memoriam, gewijd aan onzen collega Dr. JOHANNES CRISTIAAN BREEN, van de hand van den Voorzitter van het Genootschap, Prof. Dr. H. BRUGMANS - het daarbij gevoegde portret wil ons niet erg gelukkig voorkomen weder eenige mededeelingen op archivalisch gebied voor, waarop het de moeite waard is even de aandacht te vestigen. In het bijzonder heb ik het oog op het artikel van de Heer A. HALLEMA, medewerker ook aan ons tijdschrift, getiteld Merkwaardige voorstellen tot oprichting van het eerste Nederlandsche luchthuis te Amsterdam uit de jaren 1589-1595. Schr. deelt in dat artikel mede, dat het Amsterdamsche tuchthuis-archief nagenoeg geheel is verloren gegaan. Hij heeft echter zijn gegevens voor een deel uit het Leidsche archief geput. De verklaring hiervan is o. a. daarin te vinden, dat vooral de gestichtsarchieven der verschillende steden somwijlen a. h. w. tegen elkaar worden uitgewisseld om te beraadslagen over en weer betreffende de reglementen van binnen- en buitendienst en over alles, wat samen hing met het interne gestichtsleven. Als bijzonderheid mag hierbij nog worden vermeld, dat de bekende archivaris-secretaris-dichter te Leiden JAN VAN HOUT een belangrijk aandeel gehad heeft in het tot stand komen van het tuchthuis daar ter plaatse. Archief van het Zeeuwsch Genootschap der wetenschappen, 9 2 7. In het laatstverschenen deel van dit jaarboek, waarvan men ons getrouw een recensie-exemplaar blijft toezenden, zij vooral de aandacht gevestigd op het artikel van onzen collega, Mr. A. MEERKAMP VAN EMBDEN. Nieuw gevonden brieven van JACOB CAIS en zijn familie. De stukken waaruit deze aardige bijzonderheden over het intieme leven van onzen populairen vaderlandschen dichter zijn getrokken, werden in 1920 op een handschriftenveiling te Middelburg voor het Rijksarchief aldaar aangekocht. Zie Versl. omtrent 's Rijks Oude Archieven 1920, II, blz. 195. Algemeen. archiefambtenaar. Voor het diploma van wetenschappelijk der tweede klasse is geslaagd de heer M. H. A. I. SCHRAMMEN te Rijks- en provinciale archieven. B ij eenkomst der Rijksarchivarissen. Op deze bijeenkomst, die dit jaar op 31 Mei in het Algemeen Rijksarchief werd gehouden, kwamen onder meer de beide volgende punten ter sprake 1°. Of het wenschelijk is thans de van de ver schillende kerkelijke autoriteiten naar aanleiding van het besluit van de Bijeenkomst in 1923 (zie Versl. omtrent s-Rijks oude Archieven 1923, I, blz. 14) ingekomen lijsten van doop-, trouw- en begraafboeken te doen drukken; 2'1. Hoe thans verder met de z.g. gaardersarchieven moet worden gehandeld; zie hierover nader het in de Bijeen komst van 1925 verhandelde. (Vgl. Versl. omtrent 's~Rijks Oude Archieven 1925, I, blz. 6 vlg.). I en aanzien van 1^ werd besloten, dat de lijsten voorshands niet zullen worden gedrukt, maar bij de verschillende archivarissen zullen circuleeren, opdat ieder er uit kan aanteekenen, hetgeen voor zijn provincie van belang is. In aansluiting daar aan zegde Dr. LASONDER toe geleidelijk mededeeling aan de Rijksarchivarissen in de verschillende provincies van hetgeen hem dienaangaande uit de archieven van de Ned. Hervormde Kerk bekend is of nog bekend zal worden, te zullen doen. Ook nam Dr. LASONDER op verzoek van de vergadering op zich in de volgende bijeenkomst Examen archiefambtenaar Maastricht.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1927 | | pagina 23