182 State, spreekt van zelf, maar ook dat deze uitgave de sporen zal blijven vertoonen van een bewerking voordat deze ordening is afge- loopen. Reeds nu heeft op meer dan een plaats mededeeling moeten worden gedaan, dat de in de eerste deelen gebruikte aanwijzingen van archiefstukken niet meer geldig waren. De beteekenis van de inleidingen van Dr. Japikse tot de verschil lende deelen zal niemand onderschatten. Wat naar den vorm en den inhoud van het meeste belang is, de behandeling van de bevoegd heid en de macht van de Staten-Generaal en van de verhouding van dit lichaam tot den Raad van State, is wel niet geheel nieuw, maar wordt hier door den bewerker en is door hem ook elders toe gelicht. De toenemende omvang van de rubriek der Buitenlandsche zaken spreekt voor zichzelf. Maar de inwendige opbouw van den Nederlandschen staat is voor het nageslacht eigenlijk van nog meer belang. Terecht wijst Dr. Japikse er op, dat de Unie-geschiedenis ook een werk van eenheidsbevordering is geweest De samenvoeging van Stad en Lande en de aanhechting van dit gewest aan de andere, de regeling van de convooien en licenten, het eenige echte Generaliteits middel, de stuksgewijze uitbreiding van de quotisatie over de zeven gewesten en de bevestiging van het repartitiestelsel zijn zaken, die met groot geduld tot stand gebracht zijn2) en de Tien jaren van zooveel gewicht hebben gemaakt in de ontwikkeling van het staat kundig en nationaal besef van de Nederlanders, waarvan de voor geschiedenis was opgebouwd door de duizenden pastoors, die den bisschop van Utrecht als hun hoofd hadden erkend. Op dezen grond slag was een nieuw gevoel van saamhoorigheid bezig te groeien, maar dit zien wij niet zoozeer in den tekst der uitgegeven resolutiën en bescheiden, al komt het hier en daar tusschen de regels door tot uiting. In een vorige bespreking heb ik daarover reeds gehandeld en ik meen, dat tusschen Dr. Japikse en mij in dit opzicht volkomen overeenstemming bestaat. Ook heeft hij op eenige hier ter zake dienende punten gewezen, waaraan ik met bescheidenheid iets wensch toe te voegen. Het plan van deze uitgave laat den bewerker niet toe „zijne onderzoekingen in dezer voege uit te breiden, dat hij het ontstaan en de uitwerking der Staten-resolutiën trachte na te sporen in de resolutiën der provinciale Staten of die van andere colleges. Even min heeft hij mogen gebruik maken van de correspondentie der gedeputeerden ter vergadering met hunne committenten 3). De beslissing 183 is juist geweest, hoewel Dr. Japikse af en toe wel in verleiding is gebracht. Hij is inderdaad in de inleidingen tot deelen VIII en IX voor de verleiding bezweken om een en ander mede te deelen uit de aanteekeningen van Anthonis van Cuyck, Thin's opvolger als advocaat der Staten van Utrecht. Daaruit ziet men hoezeer Oldenbarnevelt in tel was, hoe deze de geesten der regeeringsleden wist te bewerken tot de zoo noodige harmonie, waarop eigenlijk de republiek steunde. Nu de resolutiën weinig meer geven dan het resultaat der gehouden besprekingen, en niet de besprekingen zelve, moesten we veel meer uit de particuliere correspondentie der gedeputeerden kunnen putten, en het is te hopen, dat de bewerker ook voortaan zich niet al te angstvallig aan het voorschrift houden zal. De regeeringsmachine was slecht, dat ontkent niemand, maar zij werkte, en naar Dr. Japikse opmerkt soms bijzonder snel. Hij ver klaart dit mede doordat men nog niet zoo gewend was aan de zaken- behandeling in commissiën met haar onvermijdelijken nasleep. Ik meen, dat een andere factor het aantal der gedeputeerden is geweest, dat later zoo sterk zou toenemen. Dit kleine aantal leden, dat elkander goed kende en waarvan elk in een deel van het land volkomen thuis was, moet nauwkeurig acht gegeven hebben op de gezindheid van de personen, die in de regeering waren of konden komen. Ik deel daarom niet de verwondering van Dr. Japikse over de verregaande bemoeiing van de Staten-Generaal met de particuliere aangelegen heden van den graaf en de gravin van Kuilenburg2). Het zal wel van belang geweest zijn, dat de jonge graaf te Leiden kwam studeeren. De nieuwe staat moest gevormd worden door de samenvoeging van de oostelijke en noordelijke gewesten met Holland en Zeeland. Daaraan haperde nog wel het een en ander. Utrecht voelde zich soms meer tot het oosten, dan weer meer tot het westen aangetrokken. Gelderland, Utrecht en Overijssel hadden vroeger den Landraad beoosten Maze gewenscht, waarvoor Holland en Zeeland minder gevoelden. Van groot gewicht werd dan, dat tengevolge van het verraad van Rennenberg de oostelijke provinciën jaren lang oorlogs terrein waren, dat Holland, Zeeland, Utrecht en Friesland, de vier contribueerende gewesten, een tijd lang de zaken aan den gang hielden, en dat het oosten dan door hen is bevrijd en aan zich ge hecht. Dr. Japikse meent, dat het een pure formaliteit is geweest, dat Maurits zijn commissie als stadhouder van Gelderland, Utrecht en Overijssel van de Staten-Generaal heeft gekregen3). Zou het waar Deel VIII, inleiding biz. JX. -') Deel IX, biz. XI, XII. 3) Deel I, inleiding biz. XXI. 1) Deel IX, inleiding biz. IX, X. Deel VII, inleiding biz. XIII. 8) T.a.p.

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1927 | | pagina 20