178 afdeeling Rechten van de heerlijkheid op de stad (Inv.nos. 15a 21), uit de le afdeeling, met de nos. 310-319 (geschillen over de rechten der heerlijkheid), uit de 2e afdeeling, dan ziet men, dat in beiden accoorden voorkomen tusschen den heer en de stad; ja zelfs kan men met vrij groote zekerheid aannemen, dat no. 316 een afschrift is van no. 17. Binnen het kader der afdeelingen wemelt het van verrassingen. Al direct Inv, no. 1 Verklaringen omtrent de inzegening van het huwelijk van Jan van Berlaer en Margrita van Lijshout, 1425, 3 charters, welke aan het hoofd prijken van de afdeeling Titels der heerlijkheid. De volgende afdeelingen behandelen de rechten van den heer (overal staat heerlijkheid) op de stad, de kapel, het schouwen van wegen en wateren, de molens, de laten (laatbank) en de cijnsen. Daarna volgen de rechten van den heer op de gruit van Helmond, de collatie van de kapel te Milheeze en de gruit van Peelland, welke alle om schreven worden als: later verkregen rechten. In het gebruik van de woorden heerlijkheid in de eerste en heer in de tweede rubriek heeft de bewerker willen doen uitkomen, dat de laatste rechten niet den heer van Helmond als zoodanig toekwamen. Beter ware het geweest een indeehng te nemen alsRechten aan het bezit der heerlijkheid verbonden enAndere rechten. In de rubriek: Titels van verworven goederen (ook behoorende tot de afdeeling later verkregen rechten) vindt men een groot aantal eigendomsbewijzen van huizen en landerijen, waarvan het meerendeel geen bewijsbaar verband vertoont met het huis Helmond. We komen hiermede aan het zwakste punt van den Inventaris, n.l. het opnemen van tal van stukken, welke nooit tot het archief behoord hebben. Wat toch is het geval? Onder de aanwinsten van het Rijksarchief in Noord-Brabant van 1892 vindt men vermeld, dat op de auctie Slagregen te Amsterdam een groote partij perkamenten werd aan gekocht, welke voor het meerendeel wel afkomstig zouden zijn uit het archief van het kasteel Helmond. De toenmalige Rijksarchivaris Mr. A. C. Bondam, gaf in bedoeid jaarverslag een uitvoerige beschrij ving dier stukken, zooals men dat in dien tijd placht te doen, half inventaris-, half regest-omschrijving. Zonder nu na te gaan, welke stukken wel en welke stukken niet tot het Helmondsche archief zouden kunnen behoord hebben, hebben de bewerkers al deze charters in den inventaris opgenomen, terwijl in de regestenlijst de vleesch-noch- visch-omschrijving van den heer Bondam woordelijk is overgenomen. Als voorbeeld uit meerderen het volgende: Onder de rubriek: Titels van verworven goederen (door den heer van Helmond wel te verstaan) wordt ons hier voorgelegd een brief van het kapittel der commanderij 179 van de Duitsche orde van Alden Biesen ten behoeve van den com mandeur van Vught, regelende de aflossing van 500 gld., geleend door den laatsten aan den commandeur van Petersvoeren (inv. no. 48). Is dit nu een moedwillige voor-den-gek-houderij of een haast onbe grijpelijk gebrek aan oordeel? In vele der regesten staat alleen wie de verkooper is; bij gebreke van regesten der niet-perkamenten is dan veelal niet na te gaan, óf en hoe het betrokken goed enz. in het bezit van den heer van Helmond is geraakt. Wil men zich door vergelijking met de regesten eens rekenschap geven van den eigenlijken inhoud der stukken, dan stuit men naast het feit, dat alleen van de charters regesten zijn gemaakt, nog op de moeilijkheid, dat verzuimd is bij de inventarisnummers naar de regest nummers te verwijzen, zoodat men b.v. om van het verzamelnummer 108 (transporten van goederen onder Stiphout, 46 charters) inzage te kunnen nemen, de regestenlijst van de jaren 1428 tot 1618 moet doorzien, of no. 108 soms aan den kant gedrukt is! Na de uitgebreide collectie eigendomsbewijzen komen deTitels van familiegoederen en familiepapieren. Wat deze familiegoederen zijn, wordt niet nader omschrevenuit den inhoud der stukken moet men opmaken, dat een legaat van den heer aan zijn natuurlijke kinderen, benevens een inventaris van de nagelaten goederen van een anderen heer alleen de eer dezer titulatuur waardig gekeurd worden. De familiepapieren bestaan slechts uit een benoeming tot voogd, een guitantie, een ontwerp-testament en een paspoort, onge twijfeld „fort étonnés de se trouver ensemble". Enkele kleinere onjuistheden, zooals het niet kloppen van inventarisnummers en regest nummers, laat ik hier onvermeld. De afdeeling Finantiën, welke thans volgt, levert weinig stof tot bespreking op. De aandacht van den historicus zal ongetwijfeld gevestigd worden op de belangrijke serie cijnsboeken, die tot ver in de 14e eeuw teruggaan. Een aantal stukken zou, zooals boven reeds gezegd is, beter met gelijksoortige uit de 1e afdeeling gecom bineerd kunnen zijn (bijv. de nos. 310 327 bij 15 21; 367 379 bij 22 en vlg.; 380 384 bij 32 vlg.; 394 422 bij 30 en vig.). De num mers 271 en 314 betreffen waarschijnlijk hetzelfde onderwerp. De afdeeling Gedeponeerde Archieven bevat o.a. het eigenlijke familiearchief, waarvan echter reeds een gedeelte elders in den inventaris aangetroffen wordt (no. 1, 112—116 enz,). Het komt den recensent voor, dat een splitsing van het geheele archief in een zakelijk en een persoonlijk gedeelte een meer bevredigende oplossing van de moeilijkheden, welke zich bij de ordening van dit en van de 3

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1927 | | pagina 18