82
83
van de archieven, waarvan zij deel uitmaken. Voor Gelderland min
of meer belangrijke stukken te Dusseldorp zijn ook die, afkomstig
van het Guliksche Huis in de periode 1371-1423, toen dit Huis in
Gelderland regeerde (van 1393-1423 was de Geldersche hertog het
tevens van Gulik) en de Kleefsche archivalia uit de jaren 1538 1543
toen er een persoonlijke alliantie tusschen Gelderland en Kleef heeft
bestaan. Intusschen is de regel, dat archieven niet uit elkaar behooren
te worden gehaald, niet altijd in acht genomen: tengevolge van
verschillende tractaten en ook wel door toedoen van particuliere
belanghebbenden zijn er reeds vóór de organisatie van het Dussel-
dorpsche depot tamelijk veel archiefstukken ten onrechte over de
grens van een der beide landen gebracht. In dit verband verdient
vermelding een gelukkig niet uitgevoerd plan van den Gelderschen
archivaris Is. An. N.ihoff, die in 1824 en 1825 voorstellen heeft gedaan
om de op het latere Pruisisch Opper-Gelder betrekking hebbende
stukken >n het archief van de Rekenkamer van Gelderland (waarin
ook de hertogeli]ke archieven bewaard werden) aan Pruisen over te
dragen in ruil o.m. voor het zich te Munster bevindende archief van
Borcu o. Gelukkig is het toen bij voorstellen gebleven, want het is
duidelijk, dat de oudste Geldersche hoofdarchieven door zulk een
maatregel ernstig zouden zijn geschaad. Daarentegen berustten op
zeer juiste overwegingen de in 1858 door Bakhuizen van den Brink
aangewende pogingen om het archief der in 1801 opgeheven balije
van Alden Biesen bij Maastricht, dat grootendeels te Dusseldorp werd
bewaard in Nederland terug te bekomen Dit archief waste Maastricht
gevormd (waar het nog ten deele berustte); het getuigde dus van
een goed inzicht, de vereeniging te Maastricht van de verspreide
gedeelten, ook voorzoover deze betrekking hadden op in België en
I ruisen gelegen commanderijen, te bepleiten. Die pogingen bleven
echter vruchteloos. Zij zijn in 1872 herhaald, doch in 1877 na eenig
onderhandelen van de baan geraakt. In 1875 is ook onderhandeld
over de mogelijke overdracht van het rechterlijk archief van Sittard
en van archieven van in Limburg gevestigde kloosters, die te Dussel
dorp berustten, doch eveneens zonder gevolg. In verschillende jaar
verslagen van het Limburgsche archief van na 1877 komen al die
door Limburg gewenschte archivalia te Dusseldorp weder ter sprake,
doch tot een overdracht van stukken kwam het destijds niet.
Van Geldersche zijde is steeds veel belangstelling getoond voor
de archivalia uit den tijd der éénheerigheid van Gelre en Gulik zonder
dat er, voorzoover mij bekend is, onderhandeld is over een ruil van
2 Zi?"/RVFR^'N' aestie van Dr' RC bakhuizen van den Brink als archi
vans des R,/ks s-Gravenhage 1926), blz. 109 vlg. arctu-
zoodanige stukken tegen andere in het Geldersche archiefdepot. In
1886 bracht Dr. P. j. Blok verslag uit over de voor Nederland be
langrijke oorkonden in het Staatsarchief te Dusseldorp, daarbij meer
lettend op het historisch dan op het achief-economisch belang. Ver
moedelijk heeft zijn verslag aanleiding gegeven tot de belangrijke
publicaties, die eenige jaren later zijn gedaan van door Blok ge
signaleerde archivalia, de meeste door P. N. VAN DoORNINCK, enkele
ook door Mr. J. J. S. baron Sloet. De uitgegeven stukken berustten
in het archief Gulik-Berg.
De aanleiding tot de onderhandelingen, die in 1925 tusschen de
archieven te Arnhem en te Dusseldorp zijn begonnen, was intusschen
een geheel andere dan belangstelling voor de over Gelderland hande
lende stukken in het archief Gulik-Berg. Gelijk in het jaarverslag van
het Geldersche Rijksarchief over 1924 is medegedeeld, was den
commies-chartermeester Jhr. Mr. D. P. M. Graswinckel opgedragen de
ordening van de rechterlijke archieven, afkomstig van colleges, die
gefungeerd hadden in de z.g. Kleefsche enclaves in Gelderland, de
thans tot Gelderland behoorende stukken voormalig Kleefsch gebied.
Verschillende vragen, die zich bij dat werk voordeden, maakten het
gewenscht, dat de heer Graswinckel eens een reis naar Dusseldorp
zou ondernemen om daar persoonlijk een onderzoek in te stellen. In
Mei 1925 is hij daar met de grootste tegemoetkomendheid ontvangen
door den beheerder van het Staatsarchief, Geheimrat Dr. Otto R.
Redlich, en door de overige aan dat archief verbonden ambtenaren,
van wie hier in het bijzonder genoemd mag worden Archivrat Dr. B.
Vollmer, die reeds enkele jaren tevoren een bezoek aan het Arnhemsche
Rijksarchief had gebracht en sinds dien tijd vriendschappelijke betrek
kingen onderhield met zijn collega's aldaar. Omtrent de resultaten
van deze reis van den heer Graswinckel kan in het algemeen ver
wezen worden naar het jaarverslag van het Rijksarchief in Gelderland
over 1925. Hier zij slechts gememoreerd de ruil, die met bewilliging
van Z. Exc. den Minister van Onderwijs enz. is tot stand gekomen,
waarbij het Geldersche depot ontlast werd van een verzameling
brokstukken van rechterlijke archieven, afkomstig van colleges, die
op tegenwoordig Pruisisch gebied hebben geresideerd, en boven
dien het te Dusseldorp bewaarde, zeer geschonden, archief der be
roemde abdij van Elten is verrijkt met een verzameling stukken, die
in 1866 voor geringen prijs van een handelaar in Den Haag waren
gekocht.
Het feit, dat te Dusseldorp ook stukken werden aangeboden,
die in Limburg bleken thuis te behooren, heeft den Algemeengn Rijks
archivaris, die reeds eerder bedacht geweest was op een meer
2