78 kan ik een middel aan de hand doen, dat krachtdadiger en vooral sneller zal werken. Dan raad ik, dat zij haar licht opsteke bij de vooraanstaande Katholieke historici, hetzij geestelijken of leeken, die den weg naar de archieven en naar de Archiefschool zeer wel kennen. De Archiefschool - het zij uitdrukkelijk gezegd - leeft, al wordt zij uit financiëele overwegingen in hare functisn belemmerd. J. P. W. A. SMIT. P olitiegerechtsarchieven. De termijn, voor overbrenging der z.g.n. nieuwe rechterlijke archieven gesteld bij art. 3 van het K. B. van 28 Aug. 1919 (S. 547), is reeds goeddeels verstreken en in alle provinciën zijn deze dan ook reeds geheel of ten deele overgenomen of zelfs al beschreven. Bij de voorbereiding van een en ander in Friesland stuitte ik op een kwestie, die ik tot nog toe nergens aangeroerd vond en die ik daarom hier, mede wellicht ten gerieve van collega's, kortelings wil bespreken. Dr. Meilink behandelde in het Arch.blad 1920/22 op bladz. 291 v.v. speciaal de archieven van vrede- en politiegerechten en gaf daarbij tevens een kort overzicht van de organisatie dier gerechten. Het is mij gebleken, dat in het bijzonder aan de politiegerechten daarbij te weinig aandacht is geschonken. Onder de stukken van het vredegerecht Buitenpost trof ik aan een/ge vonnissen en andere stukken van de „regtbank van simpele Po'icie in de grietenij Achtkarspelen" van 1829. Deze om schrijving bevreemdde mij: het rechtsgebied van den vrederechter, optredend als politierechter, zou zich dus beperkt hebben tot die eene grietenij, terwijl overigens natuurlijk het geheele kanton Buiten post, waartoe ook de grietenij Kollumerland en Nieuw-Kruisland ehoorde,onder hem ressorteerde? Vervolgens vond ik in het, gedeeltelijk ten Rijksarchieve van Friesland berustende, archief der gemeente Gaasterland het „notulblad van het geregt van simpele policie in Gaasterland" met bijbehoorende stukken over de jaren 1818- 1820. De grietenij Gaasterland nu is slechts een der drie, waaruit het kanton Lemmer bestond. Bij het nagaan der wetten en besluiten, waarop deze organisatie steunde, bleek mij het volgende. De wet van 3 Brum, an IV (Bull. 204) 79 schrijft in art. 151 met zooveel woorden voor: „II y a un tribunal „de police dans l'arrondissement de chaque administration „m u n i c i p a 1 e. Ce tribunal est composé du juge de paix et de „deux de ses assesseurs", en dan wordt verder wel het geval behandeld, dat er meer vrederechters in één gemeente zetelen, doch niet het omgekeerde, dat meer gemeenten tezamen één kanton vormen. Zou men in deze wet („Code des Délits et des Peines") niet direct bepalingen van rechterlijke organisatie verwacht hebben, in die van 20 April 1810 (Buil. 282), welke dat onderwerp regelt, wordt slechts terloops over de politierechters gesproken (art. 44) en daarbij ver wezen naar den inmiddels afgekondigden Code d'Instr, Crim., terwijl de 2e titel van het Keiz. Deer. van 18 Aug. 1810 (Bull. 309) „contenant „réglement sur l'organisation des tribunaux de première instance et „des tribunaux de police" alleen een regeling geeft voor de gemeenten, waar meer dan één politiegerecht gevestigd was. Het stelsel: in iedere gemeente minstens één politie gerecht, dat ook te onzent van 1811 tot 1838 heeft gegolden, zooals voor Friesland althans nog nader blijken zal, vond ik dus eigenlijk alleen in de eerstgenoemde wet van 1795 uitdrukkelijk voorgeschreven. De uitwerking ervan is geregeld in den Code d Instr. Crim. artt. 137 v.v. in zooverre, dat de daar besproken competentie der politierechters van dat stelsel uitgaat. We lezen n.l. in art. 138: „Ia connaissance des contraventions de police est attribuée au juge „de paix et au maire, suivant les régies et les distinctions qui seront „ci après établies", en dan volgen in artt. 139—165 voorschriften „du „tribunal du juge de paix comme juge de police" en in artt. 166—171 „de la jurisdiction des maires comme juges de police". De vrede rechter is politierechter in de gemeente, waar het vredegerecht zijn zetel heeft (art. 139, 1°); in de andere tot zijn kanton behoorende gemeenten treedt hij ook als zoodanig op, doch „concurremment avec „les maires" (art. 140), met dien verstande dat deze iaatsten hunne jurisdictie nog bovendien beperkt zien (artt. 139, 166). Zij treden n.l. alleen op bij heeterdaad en overigens als dader of getuigen in hun gemeente wonen of verblijven en wanneer de geëischte schade vergoeding beneden de 15 francs blijft, terwijl in art. 139, 3°-6° boven dien nog een aantal speciale overtredingen ter uitsluitende kennisneming van den vrederechter zijn gesteld. Als ambtenaar O. M. naast den maire treedt de adjunct-maire of een der leden van den raad op (art. 167), terwijl de griffier, benoemd op voordracht van den maire, beëedigd wordt door de rechtbank van eersten aanleg (art. 168 j°- 179). Deze geheele regeling nu is (ik kan alléén voor Friesland oordeelen) ook hier te lande practijk geweest van 1811 tot 1838. In Friesland ki A ,1)J1erloopS zi' opgemerkt, dat in de Geschiedk. Atl. Recht. Ind. 1810-1878 od Tl 9re"S tll.ssS.hen ,de kantons Buitenpost en Dokkum niet staat aangegeven de hoofdnl 9t Oostdongeradeel bij het eerste lijkt te behooren, terwijl Dokkum,' Bergum lig[T 9el'll<nam,ge kanton, op het gebied van het vredegerecht

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1927 | | pagina 7