138 139 voormeld voorstel te doen, den Minister van Binnenlandsche Zaken eerst te moeten raadplegen." Men heeft dat gedaan en aan de Regeering geschreven, welke voorstellen men aan de Staten wilde doen, maar dat men moeilijk tot de uitvoering van een dergelijk voorstel zou kunnen komen, wanneer de Regeering niet wilde helpen. M. d. V. Het pleit voor Gedeputeerden van die dagen, dat zij een dergelijk gewichtig punt aan de orde stelden. Het antwoord van de Regeering luidde: ,,'s-Gravenhage, 25 Maart 1879. Voor het rigtig beheer van het oud-archief in Drente schijnt het ook mij beter, dat de archivaris, daarover gesteld, niet, zooals thans het geval is, tegelijk een andere bezoldigde betrekking bekleedt. Wenschelijk schijnt het verder, dat de heer G. R. W. KYMMELL, van wiens ijver voor en bekendheid met het archief door U met lof gewaagd wordt, daaraan verbonden blijve. Met zijn betrekking van commies ter provinciale griffie en die bij het archief geniet hij thans een jaarwedde van Ik ben bereid aan Z. M. voor te dragen om genoemden ambtenaar op een jaarlijksche bezoldiging tot datzelfde bedrag geheel van Rijkswege aan te stellen tot archivaris van Drente, evenals geschied is ten opzichte van de oude Rijksarchieven in Gelderland en in Utrecht. De Minister van Binnenlandsche Zaken, (get.) KAPPEYNE." Dat men met dit antwoord blij was, is te begrijpen, en dat men onverwijld alle moeite heeft gedaan om de zaak tot stand te brengen, ligt ook voor de hand. Ik heb voor mij het schrijven, dat de Gedep. Staten daarna hebben gezonden aan de Regeering, waarin voorkomt: „Overeenkomstig het medegedeelde in onze missive van 4 April 1.1. hebben wij na ontvangst van Uw Ex.s nevengemelden brief aan de Staten dezer provincie voor gesteld ons te machtigen het oud-archief dezer provincie, dat is het archief betreffende den tijd, voorafgegaan aan het jaar 1814, aan den te benoemen Rijksarchivaris in Drente over te geven, en wel onder de volgende voorwaarden 1. dat het oud-archief voortdurend in de hoofdplaats der provincie gevestigd zal blijven 2. dat aan ons college steeds gevraagde inlichtingen zullen worden verstrekt en desverlangd kosteloos afschriften van archiefstukken en 3. dat wij eveneens inlichtingen en kosteloos afschriften zullen kunnen bekomen voor gemeente en veen- en waterschappen in die provincie. De Staten hebben zich met ons voorstel vereenigd, zooals Uwe Exc. kan blijken uit hun besluit van 3 dezer, Nr. 8, waarvan wij een afschrift overleggen. Wij vertrouwen, dat Uwe Exc. tegen de gestelde voorwaarden wel geen bezwaren zal hebben, zoodat de benoeming van den Rijksarchivaris alsnu voortgang zou kunnen hebben". De Regeering heeft zich er mee vereenigd en op die gronden is destijds de archivaris benoemd. Er staat dus uitdrukkelijk, dat het oud-archief voortdurend in de hoofdplaats der provjncie gevestigd zal blijven. M. d. V. Hoe is het nu mogelijk, dat men een oogenblik ook maar op de gedachte kon komen om dat archief naar Groningen over te brengen? Het is waar, het is al heel lang geleden, dat een en ander tot stand kwam, en de Archiefwet is natuurlijk van veel later datum, maar dit historische feit staat vast, en is niet weg te praten. De Regeering heeft dit geaccepteerd, het geld op de begrooting gebracht, en de archivaris is benoemd. De Regeering mag nu niet met het denkbeeld komen van overplaatsing naar Groningen. M. d. V. Alleen het uitspreken van dit denkbeeld heeft reeds schade gebracht aan de goede zaak. Er waren nog bereid, op het voetspoor van andere instellingen, oude archieven naar dit archief over te brengen, maar nu zegt men ik doe het niet, want ik wil niet, dat die stukken uit de provincie gaan. Gaat men over tot het verplaatsen ven het archief, dan zal men dus zien, dat dit archief ten deele moet worden gesloopt, omdat men de stukken moet teruggeven, die er gebracht zijn door hen, die niet willen, dat zij buiten de provincie gaan. Hierdoor zal het archief in waarde achteruitgaan. M. d. V. Nog deze vraagIs het de moeite waard, met het oog op hetgeen bezuinigd zal kunnen worden? Ik meen van niet. Zesduizend gulden, zegt de Minister, kan er bezuinigd worden en dat is blijkbaar de oorzaak van het plan. Hieromtrent schrijft iemand mij het volgende „Waar thans alles te zamen èn de archieven van Drente van vóór 1814 en die van 1814—1899 èn van de gemeente Coevorden, Meppel, Havelte en Ruinen van vóór 1851 èn van tal van andere besturen en corporaties benevens de bibliotheek (c.a. 350 M. boeken) aan onderhoud en beheer slechts f4900.— kosten, is dit bedrag in vergelijking tot 1879, toen de archivaris alleen voor het beheer van het archief van vóór 1814 f 1900.— ontving zeker wel heel gering. Ongetwijfeld toch zullen deze archieven zoowel als de bibliotheek, waar ze ook worden geplaatst en door wie ook beheerd, kosten met zich brengen en waarschijnlijk meer, die uit belastingen moeten worden gevonden." Hieruit blijkt wel, dat het eigenlijk om geen bezuiniging gaat. Wanneer de Minister nu zegt: ja, maar ik moet bezuinigen, dan zeg ik: die bezuiniging mag in dit geval niet gelden als motief. Men vergete niet: er is te Assen gebouwd een prachtig mooi provinciaal archief hulde nu nog aan wijlen DE StUERS en nu zou men dit gedeeltelijk gaan leeghalen en alleen laten gebruiken voor provinciaal museum met hier en daar een huid van een mijner voorouders, in het veen gevonden, en zoo voor vernietiging bewaard, met urnen, pijlspitsen enz. of een stuk van een brug, vroeger door de Romeinen gebruikt. M. de V. Het archief moet er blijven, en daarom meende ik, niettegenstaande het antwoord van den Minister: „Wacht tot de Archiefwet aan de orde is", nu te moeten spreken, omdat ik niet graag zou willen, wanneer straks dat ontwerp ons wordt voorgelegd, dat ik, op deze plaats nog zittende, vooruit zou weten, dat mijn pleidooi dan weinig zou uitmaken. Neen, M. d. V., zoover moet het niet komenwat men later ook ten opzichte van de Archiefwet regelen moge, in elk geval moet deze quaestie vandaag worden afgedaan. Het archief moet in Assen blijven." Minister WASZINK antwoordde daarop het volgende: „M. d. V. Ik geloof, dat ik ten aanzien van het archief te Assen den Heer SMEENGE kan geruststellen. Ik heb oorspronkelijk het voornemen gehad, in de eerstvolgende wijziging van de Archiefwet voor te stellen, het archief te Assen op te heffen, om zoodoende een, zij het ook niet zeer belangrijk, bedrag te besparen, dat dan allicht een andere bestemming zou krijgen. Bij het nader beschouwen van de zaak heb ik een andere oplossing gevonden, die niet geheel het bedrag oplevert, dat ik oorspronkelijk wilde bezuinigen. Met die tweede oplossing heeft mijn ambtgenoot van Financiën zich vereeni gd, zoodat ik in staat ben den Heer SMEENGE mede te deelen, dat de opheffing van het

Periodiekviewer Koninklijke Vereniging van Archivarissen

Nederlandsch Archievenblad | 1927 | | pagina 37